De beurs van Antwerpen.
(Vervolg.)
Ziehier hoe Augustin Thys de Beurs van de 16e eeuw afschildert:
‘In de 16e eeuw hield men ter Beurze twee vereenigingen daags, eene des morgens te 11 uren en eene des avonds te 6 uren. Wel vijfduizend personen, zegt een historieschrijver, lieten zich daar vinden - kooplieden, makelaars, scheepskapiteins, enz.
Men sprak er alle talen. Spanjaarden, Portugezen, Venetianen, MiIanezen, inwoners van Lucca, Florentijnen, Napolitanen, Engelschen, Schotten, Ieren, Franschen, Hollanders, Duitschers van alle steden, Denen, enz. kruisten daar door elkander.
Antwerpen vormde eene gemengde wereld, waar alle steden van Europa vertegenwoordigers hadden.
Niettegenstaande dien onmeetlijken toevloed van bezoekers heerschte alom de grootste orde. Iedere natie had hare plaats: de Engelschen bezetteden het midden; rechts, voor op de plein, stonden de Italianen en Spanjaards; links de fransche en waalsche kooplieden; tusschen hen vond men de Vlamingen en Oosterlingen; achter de Engelschen stonden de Bourgonjers, de Hollanders en Noordermannen.
Niets schilderachtiger dan die dagelijksche vergaderingen; men zag daar levendige en gedruischmakende groepen, waar ieder de taal zijns lands sprak.
De kleeding van die dagen was, zooals men weet, schitterend en sierlijk: men droeg fluweel, damast, satijn en zijde; de Italianen en Spanjaards deden zich vooral door den rijkdom hunner kleedij en den degen op zijde opmerken.
Wat de antwerpsche kooplieden betreft, deze waren, volgens den geschiedschrijver Guicciardini, zeer wellevende en buitengewoon rijke lieden. Eenige bezaten een fortuin van 200,000 tot 400,000 kronen (2 à 4 millioen francs) en zelfs meer.’
Dat is zoo; maar Guicciardini zegt ook, dat de schelmerij toen reeds ruimschoots tusschen de kooplieden plaats vond: er is niets nieuws onder de zon.
In Kiliaen's vertaling Beschryvinghe van Antwerpen, lezen wij onder ander, als de schrijver spreekt over den eigenlijken wissel:
‘Welcke wissel voornaemlyck gevonden is gheweest tot gherief van de Coopmanschap; maer de boosheydt van veel Cooplieden, sonderlyck van de rykste en is met dese gherieffelyckheyd niet te vreden gheweest. de welcke door gierichheydt ende onversadelycken dorst van onbetamelyck ghewin, dese eerlycke maniere van wissel verandert ende bedorven hebben.’
Ook woekerde men dapper.
De handelsbeweging beliep niet minder dan 2 à 3 milliards 's jaars, daargelaten de omzetting der wisselbrieven.
Scribani zegt, dat hij tot zelfs 2500 schepen in de Schelde heeft gezien, waarvan velen twee of drie weken op anker lagen, voor dat ze de kaaien konden naderen om te lossen.
Het getal schepen van allerlei grootte, die de haven van Antwerpen binnenliepen, raamt gemelde schrijver op 92,000.
Thys pleit voor die opgaaf, welke door velen overdreven wordt beschouwd; doch Scribani was een te geleerd en te geacht Jesuiet, van welke orde hij zelfs provinciaal werd, om eene onwaarheid te schrijven.
Met de handelsbeweging was hij overigens voortreffelijk bekend, aangezien hij, veertig jaren lang, tot scheidsman in alle handelsbetwistingen gekozen werd.
Het werk, waarin hij deze opgave doet, verscheen in 1610; ‘het is’ zegt Thys, ‘onmogelijk dat een man van die waarde zijne medeburgers heeft willen misleiden, dewijl deze, even als hij, ooggetuigen van het aangehaalde waren.’
De beweging der wagens was niet minder belangrijk; dezelfde Scribani verzekert dat 1000 wagens, met koopwaren geladen, iedere week uit Duitschland, de Hanze-steden, Lotharingen en Frankrijk in Antwerpen aankwamen; meer dan 1000 boerenkarren voerden, gedurende hetzelfde tijdverloop, levensmiddelen van allen aard aan.
Antwerpen was destijds ook de groote geldmarkt van Europa; de factor van Portugal gelukte er eens in, in één uur tijds, voor den koning, zijn meester, een leening aan te gaan van drie millioen gouden kronen (30 millioen francs).
Schier alle monarchen hadden te Antwerpen hunne factors, die dikwijls leeningen sloten tegen 14%.
In 1560 was de koningin van Engeland aan onze kooplieden 70 millioen francs schuldig; in 1561 was dit het geval met Spanje en Portugal; Philips II was onder ander aan het huis Tucher 12 millioen schuldig.
Te Antwerpen dus woonden, in de 16e eeuw, de Rothschilds van Europa.
In nijverheid was Antwerpen niet minder bloeiend: de lakenweverij, de koetsmakerij, de glasblazerij, het suikerraffineeren, zoutzieden, zeepfabriekaat en de kanongieterij hielden, zeggen de historieschrijvers, een aantal handen bezig.