Het wild van den strooper.
De jacht is goed geweest: de strooper is zoo even thuis gekomen en in den weizak was een haas en een prachtige faisant geborgen, die nu door de kinderen worden bekeken en bewonderd.
Gluipend is de stoute strooper op de grafelijke jacht voortgekropen, zich als een panter achter het loof verschuilend, tot dat het wild binnen schot was.
Tot nu toe is hij gelukkig geweest; zijn misdrijf werd nog straffeloos gepleegd; maar, hij vergete het niet, het geweerschot is eene klok, die de aanklagende echo ten allen kante wakker maakt, en eens zal hij, de onvoorzichtige, die de klok in beweging brengt, op het feit worden betrapt!
Dan volgt de gevangenis, of wie weet! misschien een wrekende kogel; want jaagt hij op de gouden faisanten en de reeën, de boschwachters jagen op hem....
Morgen, voor dag en dauw, zal zijne vrouw of zullen misschien wel de kinderen, het fijne wild de stad binnen smokkelen en de wildverkooper zal er een paar zilverstukken voor betalen.
Deze kunnen een oogenblik in de huiselijke behoeften voldoen, maar 'geluk, neen, gewis dat zullen zij niet geven; want zij komen voort van iets dat de wetten des lands als diefstal brandmerken.
Daarenboven de strooper wordt niet zelden dief, soms moordenaar.
En echter zijn wij geene aanbidders der tegenwoordige jachtwetten; wij vinden ze onrechtvaardig, omdat wij uitgaan van het grondbeginsel, dat ieder eigenaar uitsluitend recht heeft op zijne gronden; doch zoo lang de tegenwoordige wet bestaat, dient zij geëerbiedigd te worden.
Ons wetboek straft den jachtovertreder met lichte boeten en soms met gevangenis; in vroeger dagen strafte men diegenen welke inbreuk maakten op het edele vermaak, niet alleen met boeten en gevangenis; maar met de galeien en den strop.
Een edict op de jacht, tijdens de aartshertogen Albert en Isabella uitgegeven, meldt dat, bij hervalling, de strooper gestraft werd met verbeurdverklaring van goederen, zoo roerende als onroerende ‘ende daeren-boven sal (hij) ghesonden worden op de galeyen.’
Gelukkig voor onzen strooper, dat hij in onze meer menschlievende dagen leeft, in welken de edele reebok en de Koninklijke hazewind, niet hooger staan en meer beschermd worden, dan wel een menschelijk wezen.
Doch voor eigen rust en dat zijner huisgenoten, ware het te wenschen dat hij een vreedzamer en gansch wettelijk beroep verkoze, dan juist datgene hetwelk hij nu ter sluiks beoefent.