J.C. van Put.
Het portret van den oud-burgemeester van Antwerpen was gegraveerd toen hij, voor zijne gezondheid te Homburg verblijvende en aldaar van ons voornemen verwittigd om zijne levensbeschrijving uit te geven, ons dringend verzocht van dat voornemen af te zien,
‘De levensbeschrijving,’ zegde hij, ‘waarin het publiek belang stelt, i[s] het algeheel der werken, uitgevoerd gedurende het bestuur, van hetwelk ik heb deel gemaakt.’
Gewis, dat is eene waarheid, en wij denken ook wel dit overgroote werk eens te zullen kunnen ondernemen. Dewijl het echter ons voornemen is in de Belgische Illustratie eene reeks gravuren te geven, oude en nieuwe gedenkteekens van België voorstellende, en bij deze de portretten te voegen van verdienstelijke manuen, dachten wij dat ook hier het portret van den oud-burgemeester Van Put niet kon, niet mocht ontbreken.
Hij vergeve ons dus, dat wij niet algeheel aan zijn wensch kunnen voldoen.
De hedendaagsche staatkundige partijen hebben de dankbaarheid niet in eigendom; ware dit zoo, dan zou geen man bestendiger aan het hoofd der zaken gebleven zijn dan de heer Van Put.
Hij heeft dan ook het lot ondergaan, dat zoovelen, die zich even als hij aan het welzijn van het algemeen hebben opgeofferd, ondergingen; doch na zijne aftreding heeft de heer Van Put nog die achting behouden, welke de kroon der openbare bediening mag worden genoemd.
Tot het rustende leven teruggekeerd, mag hij, met een kalm en gerust oog, op de reeds afgelegde loopbaan terug staren en is hij te nederig zulks te zeggen, dan zullen zijne tijdgenooten dit doen en de geschiedenis zal herhalen: hij deed meer dan zijn plicht.
Joseph Coruelus Van Put is in een dorpke, nabij Antwerpen, te Hoboken den 15 Juni 1811 geboren; zijne moeder was een dier uitverkoren vrouwen, welke, zonder in de wereld te schitteren, zonder het zelfs te weten, eene stille bewondering achterlaten bij allen die haar gekend hebben; zijn vader was een braaf, christelijk man, vol eergevoel en deugd.
Laat ons enkel hier zeggen: de zoon, de eenige zoon dier brave dorpelingen, is hunner waardig gebleven. Schooner blazoen kan men gewis niet vinden.
De ouders van Van Put waren welgestelde landbouwers en bierbrouwers.
De oudste der vrienden van den oud-burgemeester, zijn speelmakker in zijne eerste jaren en nu nog zijn vriend, nu het hoofd met de sueeuw des winters is overdekt, de heer de Bie, secretaris der gemeente Hoboken, heeft ons van 's mans kinderjaren een zeer levendig tafreel opgehangen.
Hij deed ons het stille, vaste en soliede, maar toch levenslustige karakter van zijnen vriend kennen; het verblijf in de dorpschool, zijne leerzucht in kerk en school, zijn als het ware ingeboren eerbied voor zijne overheden.
Het lager ouderwijs was te dien tijde alom gebrekkig, en dewijl de Hobooksche brouwer goed bemiddeld was en hij slechts één kind had, zond hij dit reeds vroegtijdig naar het befaamde opvoedingsgesticht van den heer Mannekens te Boom.
Als jongeling verliet Van Put de kostschool en begaf zich ter studie naar het latijnsch onderwijsgesticht van den heer Denef, te Turnhout.
Van Put was een voortreffelijk student; hij deed zich om den eenvoud des harten, om zijn gezond oordeel en scherp doorzicht, door leeraren en mede-studenten hoogachten.
In de vacantie-dagen, die hij in het ouderlijke huis doorbracht, schreef de jonge Van Put vlaamsche verzen, nu eens luimige dan eens ernstige. Hij verlustigde zich met zijn vriend de Bie in lange wandelingen, die door het najaar nog aanlokkender werden en toefde vooral gaarne aan den dichterlijken Sckelde-boord, op eenigen afstand van zijn dorp.
Van die vlaamsche dichtstukken is niets tot ons overgekomen; doch wij hebben meer dan eens in bijzondere gesprekken en improvisatiën, in den Nederduitschen Bond uitgesproken, bemerkt, dat de heer Van Put met de dichters, vooral die van het tijdstio zijner studiejaren, volledig bekend was.
De bekwaamheid, ordelijkheid en vastheid van karakter deden hem door de leeraars opmerken, en welhaast trad hij in het turnhoutsch collegie zelf als leeraar op.
Het stille leven van het onderwijs verlatende, misschien wel aangedreven door de zucht om dichter bij zijne familie te zijn, ging hij zich eenigen tijd later te Antwerpen vestigen; hij werd bediende in een handelskantoor en weldra op zich zelf staande, legde hij den