De kinderrol.
Zij heeft dus haar kind te vindeling gelegd! Zij heeft het aan de zoogezegde rol toevertrouwd! Nog beweegt zich de belletrekker, door welke de portier van het gesticht verwittigd wordt, dat een hulpeloos kindje, zich onder de koude beschermvleugels van ‘moeder-Staat’ stellen komt!
Diep is zij aangedaan; met smart scheidt zij van haar kind. Armoede dwingt haar gewis zich van het onschuldig bloedje te ontdoen. Ja, zij verdient medelijden, maar wat zij doet is misdadig, en wat de rol, le tour des enfants trouvés betreft, deze vinden wij een verderfelijke instelling.
Gelukkig is deze uit ons midden verdwenen; doch wij herinneren ons nog, toen wijlen Dr Matthysens, in den gemeente-raad van Antwerpen, de afschaffing voorstelde, wat al tegenwerpingen er in het publiek ontstonden.
Vroeger, en sedert eeuwen, was het verlaten kind aan de christelijke liefdadigheid, waarvan de H. Vincentius-à-Paulo het schitterendste voorbeeld gegeven had, toevertrouwd; Napoleon I beschikte er anders over en stelde de tour in, de rol waarin het kind gelegd werd, om het voortaan aan vreemde zorgen over te laten.
De eerste rol bestond te Lyon in 1804; aan België werd, bij decreet van 19 Januari 1811, de verplichting opgelegd in ieder vindelinghuis, een dergelijk voorwerp te plaatsen, terwijl ieder arrondissement een centraal huis voor de gevonden kinderen hebben zou.
Naast de mogelijkheid om zich, door middel van de rol, van zijne kinderen te ontmaken, schreef de wetgever strenge straffen neêr, voor diegenen welke overtuigd waren, kinderen te vindeling te hebben gelegd.
Te Brussel, Gent, Luik, Namen, Antwerpen (en in deze laatste stad den 16 Juli 1812) enz. enz. werden rollen ingericht, terwijl Charleroi, Brugge, Arlon en Hasselt het keizerlijk decreet ongemerkt lieten voorbijgaan.
De uitkomst beantwoordde niet aan de verwachting. Immers het bleek weldra, dat het getal verlaten kinderen op eene geduchte wijze aangroeide.
Fréd. Cuvier haalt aan in zijn artikel over de vindelingen, opgenomen in het Dictionnaire de l'Economie politique, dat dit opklimmend getal verbazend was: in 1810 telde Frankrijk 55,700 dergelijke kinderen; in 1823 bereikte dit cijfer het getal 111,400 en in 1833 zelfs 164,000. Overigens, alom werd diezelfde opklimming bemerkt, terwijl eene andere niet minder belangrijke statistiek verklaarde, dat de sterfgevallen onder de kinderen in of voor de rol neêrgelegd, deze laatste eens te meer veroordeelde.
Léon Faucher zegt te recht: ‘voor deze kinderen is de familie-band gebroken en deze band is, voor het kind, het leven.’
Eene andere reden, welke deze instelling veroordeelde, was, dat de rol de zeden rekkelijker, maakte en de losbandigheid begunstigde. Die instelling, zegde Cuvier, is la plus pernicieuse qu'ait pu inventer une charité sans prudence et sans lumières, et nous répétons volontiers ce qu'en disait lord Brougham, à qui on en montrait le jeu: ‘que c'est la meilleure petite machine de démoralisation qu'on pût inventer.’
Ja, inderdaad, 't was een werktuigje van zedebederf, en de heer Dufaure, in 1849 minister van Binnenlandsche Zaken in Frankrijk, zegde met reden, dat het riolen waren, in welke het schuim der samenleving niet werd uitgestort - neen, wat men er in uitstort zijn slachtoffers, en de hand die ze er in werpt, trekt zich terug: het schuim zelve drijft naar de samenleving weêr.
Langzaam, en slechts geruimen tijd nadat het keizerrijk gevallen was, werd in België de instelling afgeschaft. In eenige steden viel zij allengs in ongebruik; in Namen verdween zij in 1823; in andere plaatsen doorleefde zij de regeering van koning Willem en in Antwerpen verdween zij eerst in 1860: Gent en Antwerpen hadden die verderfelijke erfenis van het eerste keizerrijk het langst behouden.
Heeft de afschaffing aan het vooruitzicht van eenig donkere profeciën beantwoordt? Heeft men nadien de pas geboornen op den dorpel der huizen en onder den blooten hemel vinden liggen? Is het getal der kindermoorden sedert de afschaffing toegenomen?
Neen, niets van dit alles is waarheid geworden. Men heeft integendeel, en dit overal, waar de afschaffing heeft plaats gehad, het getal vindelingen zien verminderen, en de reden dezer vermindering is licht te beseffen.
Een aantal voortreffelijke gestichten, door de liefdadigheid ingegeven, worden thans rechts en links opgericht, en ontnemen aan de ongelukkige moeders alle reden om zich van hunne kinderen te ontdoen: onder deze tellen wij vooral de kinderkribben.