Maria Stuart.
Joost van den Vondel bezingend, zingt Dr. Schaepman:
Daar klept de doodenklok van Forteringay's tinne
En, trots dien sombren toon,
Vlecht ik der fiere vrouw, der schoonste koninginne
Deze fiere, deze koninklijk fiere vrouw, met die heilige martelkroon gesierd, is Maria Stuart van Schotland, welke in 1542 op den feestdag der Onbevlekte Ontvangenis geboren, den 18 Februari des jaars 1587 gerechtelijk vermoord werd binnen de muren van 't kasteel Forteringay, in Northamptonshire, ongeveer drie uren van Peterborough gelegen.
In dicht en ondicht hebben katholieke schrijvers sinds jaren zich beijverd om de gruwelijk belasterde nagedachtenis dier ‘roomsche en schotsche Roos’ tegen tal van lage en laaghartige beschuldigingen te verdedigen; en 't oogenblik schijnt niet zeer verre, dat aan de ‘gemartelde Majesteit’, gelijk Vondel haar noemde, 't verdiende en volle recht zal wedervaren. In dien zin zou dan eindelijk haar wapenspreuk bewaarheid worden: nemo me impune lacessit, ‘niemand tergt mij ongestraft’.
Weinigen hebben de gevoelens van een katholiek hart over deze vorstelijke martelaresse zoo aandoenlijk uitgedrukt als een harer trouwste en oudste geschiedschrijvers, Pr. Nicolaas Caussin, S.J. toen hij, kort na haar roerend en glorierijk uiteinde, zich volgenderwijze ontboezemde: ‘zoolang er tranen zullen zijn op aarde, zoolang zullen er ook tranen worden gestort over die koninklijke doode, en de vereering der levenden zal nooit ophouden met volle hand leliën en rozen te strooien op haar graf.’
Weinigen ook hebben hare gansche lijdensgeschiedenis zoo kort en zoo kernachtig samengevat als Neêrland's Dichterkoning, toen zijne meesterhand, ‘op de afbeelding van Koningin Maria Stuart’ het volgende bijschrift griffelde:
Zoo bloeide Stuarts jeugd, eer haat haar hoofd zag rollen;
Eer ze, op 't verwoed schavot, van hartewee gezwollen
Onnoozel storf, onthalsd naar die gesmede Wet:
Zoo werd Marie omhelsd door nicht Elisabeth!
Twee punten hebben haar de bijl door 't vleesch gedreven:
Haar erfrecht tot de Kroon en haar katholisch leven.
't Is bekend dat dezelfde dichter, die geboren werd in 't jaar van Maria's marteldood en daarom zijn geboortejaar het moordjaar placht te noemen, een geheel treurspel, of liever een dramatische elegie heeft gewijd aan 't lange lijden en 't standvastig strijden onzer roomsche bloedgetuige. Wel haalde 't hem een vloed van scheldwoorden op den hals en een boete van 180 gulden, waarmede die ‘paapsche stoutigheid’ betaald moest worden: maar de verdediger der onschuld, die zijn overtuiging voor geen goud of zilver veil had, bleef de hem eens toegekende lofspraak verdienen:
Hetgeen, daar alle man voor zwicht,
Te temmen, is manhaftheids plicht.
Op nevensgaande houtsneeplaat is de doorluchtige lijderesse voorgesteld in een der gewichtigste en plechtigste oogenblikken van haar bijna 20-jarig leven in den kerker. 't Is bekend uit de mededeelingen van haar geschiedschrijver, George Conn, dat de heilige Paus Pius V een gansch bijzonder, in zijn soort bijna eenig, voorrecht had geschonken aan de onwrikbaar trouwe dochter der Kerk: als belooning voor hare standvastigheid in 't katholiek geloof was haar machtiging verleend om het H. Sakrament aan te raken en zich zelve eigenhandig de Communie toe te dienen. In haar kleine bedecel voor het, met twee kaarsen en een ruiker getooide, altaar nedergeknield, heeft zij het heilig lichaam van haar ‘Hartekenner’ uit de pixis genomen, en, de handen eerbiedig omwonden met fijn lijnwaad, houdt zij de Heilige Hostie ter aanbidding in de hoogte geheven. Het bleeke gelaat der schoone koningin teekent smart, maar tevens gelatenheid. De neergetrokken hoeken van den mond spreken, ja, van langdurig lijden doch ook van kwijnende liefde tot haar eenigen troost hier op aarde. Maar bovenal die starende oogen, in tranen zwemmend, zijn de welsprekende tolken eener ziel, vol geloof en onderwerping aan den heiligen wil Gods, vol verlangen om zich te vereenigen met het voorwerp harer liefde. De geheele houding der vorstelijke gestalte, in feestelijk rouwgewaad gedost, versterkt den indruk van 't sterk aangrijpend tafereel. Nu de heldhaftige vrouw den Beminde haars harten mag aanraken, kan zij voor een oogenblik afstand doen van 't kruisbeeld des Verlossers en den historischen rozenkrans der lieve Moeder Gods, welke zij anders gestadig bij zich droeg: die twee voorwerpen liggen op een tabouret vóór haar, terwijl een harer ‘staetjofferen’ zich in den geest vereenigt met de gevoelens harer vorstelijke meesteresse.
Welke waren die gevoelens? Mij dunkt, Vondel heeft ze getroffen, waar hij in 't vierde bedrijf van zijn treurspel haar de volgende woorden in den mond legt. Lees, zoo ge kunt, zonder aandoening, dit hartverscheurend gebed.