De Belgische Illustratie. Jaargang 5(1872-1873)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De gevangen priesterkoning. De Priestervorst der wereld zucht in banden. Een slavenboei omknelt zijn Koningshanden En smeekend houdt Hij steeds het schreiend oog Gericht naar 's Hemels boog. De zilvren kroon der wit besneeuwde hairen Getuigt wat tal van zorgenvolle jaren Verloopen zijn in langen, bangen strijd, Aan de eer van God gewijd. Hij weent en steent. Hij bidt voor 's menschdoms rampen, Dat feller en verwoeder steeds blijft kampen En vloeken tegen God, die alles richt, Waar Hel en Dood voor zwicht. Maar 't spotlacht met zijn tranen en gebeden En laaft Hem steeds met nieuwe bitterheden, Terwijl de lastertong zijn vuigen smaad Spuwt op dat blank gelaat. Dan Jezus ook heeft eens dien smaad verdragen, Toen de Eerevorst aan 't schandehout geslagen Van 't spottend grauw door edik werd gedrenkt, Met bittren gal vermengd. Hij stierf - gevloekt en woedend aangeschonnen, Maar stervend - heeft Hij dood en hel verwonnen; De doornenkrans werd Hem op 's Hemels troon De hoogste gloriekroon. Zoo zal de Paus ook lijdend triomfeeren Eu in het stof zijn hateren verneêren: Voor altijd heeft Hem Gods onfeilbre mond De zegepraal verkond. Vrij mogen dan de donderende baren Met hol geklots ten aanval zich vergaren: Onwrikbaar staat Hij op de Petrusrots De trouwe wachter Gods. En evenals wij na der stormen loeien De vlokken schuim als heldre paerlen gloeien Zien op de rots, als 't wolkend duister zwicht Voor 't stralend morgenlicht, Zoo zullen ook in 't Licht der Hemelwoning De smaadheên van den grooten Priesterkoning De paerlen zijn der eeuwige gloriekroon Door Jezus Hem geboôn! E.B.P. Vorige Volgende