De hoefsmid.
De hoefsmid vervulde eertijds op de dorpen een groote rol, want behalve zijn dagelijksch beroep, oefende hij nog de praktijk van veearts uit en zijne remediën stonden bij de dorpelingen hooger aangeschreven dan die van de heeren, welke werkelijk dat beroep uitoefenden.
Tegenwoordig is dat alles voorbij en heeft de hoefsmid veel van zijn prestige verloren, doch dit neemt niet weg dat hij nog altijd een der eerste personen van het dorp is en blijft.
Zijne woning toch wordt door alle dorpelingen het drukst bezocht, iedereen kent hem, en wel het best de landelijke jeugd, die, als de school uit is, naar het gezang van den smid komt luisteren, die daarbij met zijn grooten hamer de maat slaat
De plaats voor zijne woning is dan ook gewoonlijk het plein, dat de jeugd zich verkoren heeft voor hare spelen.
De hoefsmid van onze gravure schijnt een man te zijn, die bij het uitoefenen van zijn hardwerk nog al zacht te werk gaat, want het paard dat hij bezig is te beslaan, staat er zeer rustig bij, alsof het wist dat het onder de handen van een vriend is, en zelfs de ezel beziet zijn makker op eene manier alsof hij wilde vragen, of hij ook aan de beurt komt. Wat de hond aangaat, misschien vraagt deze zich zelven af, waarom men zijne pooten ook niet met ijzer beslaat, en hij juist zonder schoeisel moet loopen.
Het geheele tooneeltje is het werk van den engelschen schilder Edwin Landseer, die zich vooral beroemd heeft gemaakt door zijne verschillende voorstellingen uit het leven der dieren.