De Belgische Illustratie. Jaargang 5

De kleine duikelaar.

De zilveren spiegel

Van 't blauwende meir

Kaatst helder, mijn jongen,

Uw aangezicht weer;

Maar klaarder weerspiegelt

Uw hart in uw oog,

Dat nimmer mistrouwde,

Dat niemand bedroog.

Geen stormen bewegen

Het vlak van den vloed,

Zoo rustig en vredig

Is, knaap, uw gemoed.

Een golfje slechts dartelt

Het watervlak rond,

't Is 't schuldeloos lachje

Dat speelt om uw mond.

Gij lacht als ge 't hoofd duikt

In 't koelende nat,

En frisch van uw lokken

De druppelen spat;

Die drupplen zoo glinstrend

Als edelgesteent’,

Zij worden nooit tranen

Uit droefheid geweend!

Vermaak u, mijn jongen,

Wees schuldeloos blij,

De zonnige dagen

Gaan spoedig voorbij.

Vermaak u, nu 't water

Tot duiken u noodt;

Doch, knaap, wees voorzichtig,

Ook hier loert de dood!

B. van Meurs.