Twee typen.
't Is heel en al in 't genre van een v. Ostade en Teniers dat de duitsche schilder Stammel een paar schetsen heeft gemaald, die op de beide middelgravuren van dit nommer zijn teruggegeven.
De personen die er op voorkomen, zijn zóó naar het leven geschilderd dat ze wel voor een ieder oude bekenden lijken. Tevens zijn het onmiskenbaar luî uit den goeden ouden tijd, hun ouderwetsche kleederdracht - zie slechts haar muts en robe, zijn steek en jas - getuigt mede luide in dien zin.
Zij is bezig haar koffie te gebruiken. En dit is lang geen onverschillige zaak. Presenteer haar, die zoo uitnemend koffie weet te zetten, eens cichorei-aftreksel of eenig ander surrogaat en gij zult in een stortbui van klinkende woorden gewaar worden dat die oude nog haar op de tanden heeft.
Praat ook niet over echte mokka of onvervalschte java. Och wat kan haar de plek schelen, waar de geurige plant heeft gegroeid en gebloeid, zij behoeft slechts zeker te wezen van de plaats waar de koffieboonen gehaald zijn. De koffie moet zijn uit den winkel die haar sinds vijftig en meer jaren bedient, moet door haar zelf gezet zijn, moet zoo en zoo lang getrokken hebben, moet kokend heet zijn en die koffie is zij nu bezig te gebruiken. Heeft ze die koffie niet gehad, zij is den geheelen dag uit haar humeur. Ook andere krijgen wel eens om minder reden een kwade bui. En wie die het weet, zal die koffiedrinkster in haar bezigheid durven storen?
Bezig met het opsteken van een pijp is ook hij geheel verslonden in zijn werk. Hij heeft den grooten, wijden kop gestopt, hij zal zoo aanstonds beginnen te trekken. Van lucifers wil hij niets weten, 't is miserabel tuig, hij zal de zwam in brand slaan. Langzaam maar zeker gaat dat in zijn werk en eindelijk begint de kanaster zijn ambergeuren te verspreiden, die weldra meer en meer op stikkende schoorsteenwalmen gaan gelijken.
Hij echter zal zijn hart kunnen ophalen aan dien rook. Weg met den damp van manilla of havanna, wat raakt hem zoo'n etiquette, ('t zijn trouwens namen die toch niets met de afkomst der nu eenmaal zoo genoemde sigaren te maken hebben), wat geeft hij om die dure en niewerwetsche dingen?
Zijn tabak, uit dien en dien winkel, uit doos No. zooveel, dat is eerst kostelijke waar! Die is de moeite waard dat men ze laat afbranden.
En wie zal deze koffiedrinkster en dezen tabakrooker zoo groot ongelijk geven, dat zij zelfs in zake van koffie en tabak zich niets laten wijsmaken, en zich den smaak niet laten voorschrijven?