Tu es Petrus!
Er staat in 't ondermaansche dal
Een boom die heerlijk groeit en bloeit,
Die immer schooner rijzen zal,
Zich steeds met liever loover tooit!
Geen woeste macht noch dwing'lands kracht,
Geen Noorderstorm noch bliksemvuur,
Dat ooit dien boom ten onder bracht,
Dat ooit deed vreezen voor zijn duur . . . . .
Hoe schrik'lijk ook het onweêr woelt,
De schichten op hem nederslaan,
d' Orkaan zich in de zeeën spoelt:
Niets dat zijn wonderglans kan schaên!
Vervolging, haat, laster en nijd
Liggen aan zijn wortel die zucht;
Doch die boom is geen boom des tijds:
Zijn vrucht geen aardsch' maar eeuw'ge vrucht! . . .
Keert weêr, verdwaalden, ach! in 's Heilands naam, keert weêr:
Gij, die aan den wortel diens booms de bijl durft leggen . . . . .
Keert weêr! . . . . . Ziet hoe zijn kruin de wolken trotst en meer
Dan milloenen helden verrukt zijn' naam herzeggen . . .
Zijn naam, zijn zoete naam - godsdienst - door Jehova
Den volkeren verkond, naam dien de hemellingen
Biddend vereeren en als der zielen manna
In hun’ melodieën zegevierend bezingen!
En gij, Vermetelen, ô gij waant der menschheid
Dien troost, dien steun, dien schat wanstatiglijk t'ontrukken:
O neen, uw schild draagt voor wapens: list geveinsdheid,
Bedrog, verwarring en nu noch nimmer gelukken.
Wel durft gij de handen slaan aan kroon, troon en woon
's Edelen Stadhouders, doch gedenkt dat uw schenden
Van eer en recht - te meer - uw misdaad stelt ten toon,
Wijl zij een Vader stort in d'uiterste ellenden . . . . .
Een Vader met vaderhart, ieders eerbied waard,
Vader wiens faam weêrgalmt tot in de verste landen:
Wiens mildheid en liefde nooit werden evenaard:
Die ziet thans hav' en goed door eigen kroost aanranden.
Maar dra daagt een star aan den wijden horizon,
Die de trouw'looze telgen voor hun gruwel doet beven:
Zij bezielt, begeestert, ja, verlicht als de zon . . . . .
En heel de wereld juicht: Pius rechten herleven! . . . . .
TU ES PETRUS: gij zijt de reuzenstam die meer
Dan achttien eeuwen telt tot heil en vreugd der braven:
Gij zijt de straal, de bron, de levendige leer
Van hen die zich aan kunst, wijsheid en godsdienst laven.
|
|