gesp, een rood wambuis over een blauw vest, en op zijn pikzwarte schoenen blinken zilveren gespen. Soms voert hij een hellebaard in de hand, die aldaar het gewone wapen en op enkele plaatsen het onmisbaar insigne van een bruidegom is.
In Sätersdalen prijkt nog heden ten dage bij die gelegenheden het bruidegomszwaard in de vuist van den feesteling, ln de dagen van olim was daar zelfs de gewoonte dat de drager er van terstond na de thuiskomst zijn krachten er mee beproefde door in de zoldering en in het gebinte waaraan men daar ketel en pot over 't vuur hangt, de diepst mogelijke houwen aan te brengen. Hoe forscher de slagen aankwamen, des te hooger steeg de lof hem door de genoodigden toegezwaaid en men vergeleek de diepte der kloven die door hem en anderen vóór hem waren gehouwen. Bij den laatsten houw liet hij het zwaard in den balk steken waar het zoolang 't feest duurde en soms nog jaren lang als een aandenken bleef hangen.
Op het bruidspaar volgen in den optocht de ouders der aanstaanden, en dan de bekenden van beiden, die officiëel verzocht zijn en, daar ‘beambten’ genoemd worden. Soms wordt alles door een ceremoniemeester geregeld.
Geweerschoten en muziek kondigen eindelijk aan dat de feestelijke optocht geregeld is en zich op marsch begeeft.