De treurende weduwe.
Hoe liefelijk de zonnige levenslente soms gloeit, ook 't rouwfloers is wel eens door de Lentebloemen geslingerd.
Die overtuiging zweefde wellicht ook den spaanschen schilder don Vicente Palmaroni voor den geest, toen hij het tafereel maalde, in de gravure van pag. 276 weergegeven.
Jeugdig is zij nog, wel is waar, de treurende weduwe. Slechts een dertig, vijf en dertig malen misschien zag zij den tooi der Lente verwisselen. Een droef duister echter omhult thans den ruimen en gezelligen lusthof harer jonkheid.
Ginds aan den wand hangt de beeltenis van hem, met wien zij voor eenige jaren 't pad des levens betrad. Wapenrusting en degen herinneren haar 't oogenblik, waarop hij, met deze omgord, naar 't slagveld toog, van waar hij nimmer zou wederkeeren.
De arme vrouw! Een troost rest haar. Omhoog blikkend slechts vinden dien hare nat beschreide oogen, daar waar geen droefheid meer den glans der hemelsche Lente verdonkert.