De holle weg van Remouchamps.
Een der verrassendste natuurschoonheden van de heerlijke vallei der Amblève ontwaart de reiziger, die langs het plateau van Louvegnez het luiksch dorpje Remouchamps nadert. Een wilde en woeste, maar tevens schilderachtige ravijn schijnt daar met zijn rotsblokken den doortocht te versperren. Verscheiden jaren geleden zag die holle weg er nog even bar en ongebaand uit als de gravure in dit nommer dien weergeeft, doch sinds een breede straatweg daar werd aangelegd, is ook veel van het vroegere pittoreske verdwenen, tot groot genoegen echter der voerlieden, die nu niet meer telkens met hun wagens en karren blijven steken.
De omgeving van Remouchamps lokt behalve door de prachtige landschappen, vele bezoekers door de aanwezigheid van een paar zeer bezienswaardige druipsteengrotten. De eerste dezer grotten, die meer dan vierhonderd vijftig meters lengte heeft, bevat een reeks van zalen en galerijen met de wonderlijkste en sierlijkste figuren getooid.
De zaal der ruïnen is de ruimste van allen, die der feeën vertoont stalactieten en stalagmieten in de meest fantastische gedaanten: grillig gevormde bloemen, doorschijnende behangsels en draperieën, en andere vreemde kristalliseeringen.
Onder deze grot is in 't jaar 1834 een andere ontdekt, waar de gestolde afdruipingen nog schooner zijn. De druipsteen is daar blanker en doorzichtiger, ook wijl de gidsen hier geen fakkels, die veel walm verspreiden, maar slechts kaarslicht gebruiken. Wie echter deze laatste heerlijkheden ook wil zien, moet zich eenige moeite getroosten en zich langs een koord als in een diepen kolk laten afzakken.
In de voor- of ingangszaal van de bovenste spelonk zijn in 't jaar 1828 opdelvingen geschied, die merkwaardige fossielen aan het licht hebben gebracht. Men vond er gedeelten van geraamten, afkomstig van leeuwen, beren en andere diersoorten, waarvan men de levende exemplaren thans tevergeefs op België's bodem zal zoeken.
De meeste toeristen zullen echter aan die opgravingen, al zijn ze ook nog zoo belangwekkend, minder aandacht wijden dan aan de druipsteenspelonken en de lachende oevers der Amblève.