De doek der H. Veronica.
De onschatbare reliquie, de doek, waarop onze Heiland gedurende zijn lijdensweg de indrukselen liet van zijn goddelijk aanschijn, bevindt zich met andere kostbare reliquieën, die aan het lijden en den kruisdood onzes Heeren herinneren, in de wereldbasiliek, de St. Pieter te Rome en wordt slechts weinige malen in het jaar, o.a. op den Goeden Vrijdag, den geloovigen ter vereering voorgesteld.
Wanneer op dien dag de namiddag-godsdienstoefening in de Sixtijnsche Kapel geëindigd is en de laatste tonen van het Miserere van Allegri langzaam zijn vervlogen, begeeft zich de Paus, gevolgd door de kardinalen, de bisschoppen, en geheel den indrukwekkenden stoet, die bij hooge plechtigheden te Rome in ontzaglijken luister zich toont, te midden der groote, eerbiedig gebogen menigte naar de basiliek. Allen, van den grootste tot den geringste, zijn in zwijgend gebed, en indien men na een wijle zijn oogen opslaat naar den hoog zwevenden koepel en ze vestigt op de galerij der H. Veronica of ‘Ware Beeltenis,’ welker balustrade alsdan met festoenen en toortsen is gesierd, dan ontwaart men te midden der vlammende lichten twee kanunniken van het Vatikaan, die zwijgende aan de geloovigen den doek der H. Veronica, de lans, een gedeelte van het H. Kruis en andere groote reliquieën, betrekkelijk het lijden en het sterven van den Godmensch, ter devotie voorstellen. En alle aanwezigen, zij bidden, zij smeeken in diepe stilte.
Sinds de overweldiging van Rome is echter ook deze plechtigheid, gelijk zoovele andere, achterwege moeten blijven.
Het schilderstuk, waarvan de gravure op pag. 257 een afbeelding geeft en over welks oorsprong men het niet eens is, bevindt zich thans in het museum te Berlijn. Sommigen houden het schilderstuk voor een Ecce Homo van Rafaël, anderen schrijven het aan een anderen der groote italiaansche schilders toe. Wat hier ook van zij, dit is zeker dat dit werk van een der eerste italiaansche kunstenaars te Milaan werd aangekocht door een pruisisch generaal, die het aan zijn koninklijken meester Frederik Wilhelm III afstond. Deze vorst stelde grooten prijs op die schilderij, welke later door zijn opvolger aan het berlijnsch museum werd overgedaan.