De Belgische Illustratie. Jaargang 5(1872-1873)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Voor één stukje goud. Waar de Apennijn zijn kruin verheft, Zich spieglend in den stroom - Daar leidt door 't dicht en wilde woud, Door doornestruik en kreupelhout Een weg naar 't heilig Room. Een luttel reisgeld in de tasch, Een grove pij om 't lijf, Trekt Jan van Kenty langs dit oord Naar der Apostlen graven voort, Hoe ook door jaren stijf. Reeds groet zijn oog de heilge stad, Reeds de uren zijn geteld; Maar plotsling davert hem in 't oor: ‘Sta, monnik, ga niet verder door: Uw leven of uw geld!’ Een vijftal roovers schieten toe, Het dreigend staal ontbloot; Het antwoord luidt: ‘Ziehier mijn schat, En zoo 'k nog één stuk gouds bezat, Ik hielp u in den nood.’ De heilge zweeg. De roovers gaan Op nieuwen plundertocht. Maar hoe . . . wat rammelt in zijn zak? Een geldstuk, dat daar heimlijk stak En hij niet vinden mocht. En luid roept hij de roovers na; Verbaasd komt men nabij: ‘Hier is,’ zoo klinkt het uit zijn mond, ‘Een stukje geld, dat ik nog vond Verscholen in mijn pij.’ Verpletterd staan de onmenschen daar En van ontroering stom. Zij vallen voor zijn voeten neer: Hun harten won hij voor den Heer, En ook hun buit weerom. Maar Kenty spoedt zich ijlings voort Naar Rome's heiligdom. Daar dankt hij God, in 't hart verheugd, Vijf zielen voerde tot de deugd Één stukje goud weêrom. H Ermann. Vorige Volgende