en sluiers van zilvergaas, zwart gebloemde tabbaarden van rood-goudlaken, domino's, polichinels en jonkvrouwen uit de riddertijden fladderden met geborduurd gaas en zijden vleugels, gelijk dartelende vlinders, onder de schitterende lichtkronen der feestzaal.
Daar klauteren onverhoeds langs de rotsen van 't kasteel de soldaten van den bredaschen gouverneur Heraugière. Verkleed als boertjes van Amay komen ze om ook Vastenavond te vieren, maar dreigend glinstert in hun forsche hand het moordende wapen.
De dansmuziek verstomt; met armen en beenen spartelen de niet overnuchtere krijgers der citadel; log als lood storten eenigen ter aarde neder.
‘Lijfsbehoud!’ smeeken zij met angstige kreten. Dit wordt hun toegestaan, men leidt den gouverneur van Hoey naar de gevangenis, citadel en stad vallen den koenen bredaschen krijgsman Heraugière in handen.
Deze Vastenavond-verrassing had plaats in 't jaar 1595. Slechts een zeer korten tijd echter verheugden zich de Staatschen in 't bezit der stad, en zoo ge thans den rotstop beklimt, waarop zich de citadel verheft, dan schijnt u de Vastenavond-grap der Staatschen een ongelooflijke mythe.
Op welk uur en in welk getij 't u lust thans op die hoogten te dolen, van waar gij Maas en Hoyoux ziet kronkelen, overal bespieden u de hoogovens der nijverheid. Ga er heen, als de schemering daalt; van alle kanten gloren lichten, blaken vuren en stijgen rosse vlammen omhoog. Uit de groeven klinkt kletterend de hamerslag; gedruis en gekrijsch van alle zijden om u heen; ruïnen, burcht en 't meest schilderachtig natuurschoon begluurt de vuurslang, die sijpelend uit de omliggende ijzersmelterijen te voorschijn treedt en 't getuigt, dat men daar binnen in die ovens 's nachts aan geen rusten denkt, ieder uur te nutte makend en 't wellicht bejammerend, dat een etmaal er slechts vier en twintig bevat.
Die vuurdamp en vuurgloed der industrie, welke u hier en elders allerwegen in 't oog straalt, is 't meest belangrijk schouwspel, 't welk de provincie Luik den reiziger biedt. Veelal loont het werk er zijn meester, doch al komt ook niet ieder even spoedig en ver vooruit, al kan niet iedereen op 't marktplein komen, toch, gelijk een spreekwoord zegt, hebben de meesten genot van de zon.
‘Alles mooi en wel,’ zeî mij een oud man, die met mij naar dien vuurgloed staarde, ‘zoo dat vele werk hen maar niet vermoordt, die daar in de ovens en groeven wroeten, zoo de wettenmakers er maar aan denken hen te sparen voor de vrouwen en kinderen, die zij evenzeer liefhebben als de voorname lieden de hunne.’
Onder de toonbeelden van industrie behooren vooral genoemd te worden de papierfabrieken van den heer Godin, die tevens door de netheid en goede orde, welke er heerschen, allen lof waardig zijn. De verschillende bewerkingen, die 't papier ondergaat, voor 't afgeleverd wordt, zijn eveneens zeer opmerkenswaardig, en men vestige vooral de aandacht op een aardige kleine machine, waarmeê in elke minuut een zestigtal enveloppes worden vervaardigd, die op 't zelfde oogenblik kant en klaar, dat is: toebereid, afgesneden, gevouwen en gegomd zijn.
Aan logementen en restauraties is, voor zoo'n kleine plaats als Hoey, geen gebrek. Van deze noem ik slechts het vlak tegenover het station gelegen hotel en café restaurant van Lhoest, ‘Au Globe’ genaamd. Bij mijn intrede trof ik er toevallig een kransje van letterkundigen en geleerden, die een practische oplossing beproefden te geven van de vraag, hoeveel bier en wijn een mensch met mogelijkheid verdragen kan, wanneer hij de noodige hoeveelheid ham, beefsteak, hoentjes, enz. voor zich heeft.
Vraagt ge een inwoner van Hoey naar de merkwaardigheden der stad, dan noemt hij u in zijn eigenaardig dialect: ly pontia, ly rondia, ly bassinia,’ dat is: de brug over de Maas, de rosette der collegiale of stift-kerk en de fontein der Groote Markt.
De eerste bouw der brug geschiedde in 1294; nadat deze in 1693 door de Franschen vernield was, werd een nieuwe en veel sierlijker brug gebouwd, die thans nog bestaat; de doorsnede harer bogen, welke zeven in getal zijn, bedraagt 16 á 18 meters in de breedte en 12 meters in de lengte.
De collegiale kerk of de kerk ‘Notre-Dame’ is een der schoonste monumenten van den kruisbogenstijl. Hare stichting dateert reeds van 't jaar 1066, doch in de veertiende eeuw werd zij herbouwd. Het op zich zelf staand portaal, ter zijde van 't koor, is van 't vroeger gebouw afkomstig. ‘Ly Rondia,’ de rosette, die een der torens siert, wordt als een meesterstuk van élégance geroemd. Opmerkenswaardig is bovendien in deze kerk de reliquieënkast van den H. Marcus, in rood verguld koper, met twaalf metaalplaten versierd, waarop even zoovele gebeurtenissen uit de H. Schrift zijn afgebeeld.
Vroeger bezat Hoey minstens vijftien kerken. Van deze bestaat, behalve de ‘Notre-Dame,’ slechts nog de kerk ‘Saint-Pierre-outre-Meuse,’ terwijl op een rots nabij de stad de wegens de pelgrimstochten bekende ‘Chapelle de Sarte’ ligt.
Op de Groote Markt bevindt zich de schoone fontein, in de eerste gravure van dit nommer afgebeeld. Zij ontvangt het water uit een bron, die in de Faubourg Sainte- Marguérite is gelegen. De groote koperen vergaarbak dateert reeds uit de vijftiende eeuw en de kleine zinnebeeldige figuurtjes, die als versierselen der fontein zijn aangebracht, verdienen de aandacht, wegens hun kunstige bewerking.
Niet verre van Hoey ziet men de ruïnen der abdij Neufmoustier, weleer door Peter den Kluizenaar na zijn terugkomst van den eersten kruistocht gesticht. 't Was hier, dat de eenvoudige kloosterling, in 1115, de aarde verliet, die door zijn apostolische geestdrift eens geheel Europa deed ontvlammen. Bij de overweldiging der Franschen in 1794 werd het klooster verwoest en de asch van den beroemden kluizenaar verstrooid. Toch heeft Hoey, aan den leeraar en vriend van Godfried van Bouillon de rechtmatige hulde niet onthouden en op de grafplek van den apostel der kruistochten is, in 1858, door den rijken industrieel der stad, den heer Godin, een standbeeld ter zijner nagedachtenis opgericht.
Buitengewoon schilderachtig is de aanblik, die u, van Hoey met het spoor naar Luik, de omgeving der stad aanbiedt. Heuvels, rotsen, wijnbergen, fabrieken, fraai aangelegde kasteelen en parken verlustigen in vroolijke en treffende afwisseling het oog.
Bij 't lieve dorp Amay ligt op de kruin eener rots het oude kasteel Aigremont, dat, naar de legende zegt, eens door de vier Heemskinderen werd gebouwd en in de vijftiende eeuw 't middelpunt uitmaakte der krijgsondernemingen van Willem van der Mark, die den bijnaam droeg van ‘het wilde zwijn der Ardennen.’
Tegenover 't dorp Jemeppe ligt het geheel in rook gehulde Seraing. De bekoorlijkheid van ligging der uitgestrekte werkplaatsen, de weifelend witte, roode en gele schijnsels, de zwarte rookwolken, die uit een vijftigtal ijzeren en gemetselde schoorsteenen opstijgen, de weerkaatsing der vlammen in den waterspiegel der Maas, dat alles biedt vooral des avonds een treffend en verrassend schouwspel.
Om zich eenig denkbeeld van de bedrijvigheid en uitgestrektheid dezer etablissementen te vormen, zij 't genoeg te bemerken, dat er doorgaans ruim zes duizend arbeiders werken. Honderden kleine spoorwegen doorkruisen het terrein om steenkolen, enz. naar de hoogovens en elders over te brengen. Een kanaal, welks bassin meer dan vijftig der grootste schepen, die de Maas bevaren, kan bevatten, stelt de werkplaatsen in verbinding met deze rivier.
Bij een bezoek van Luik, vergete men Seraing niet! - Doch als ik 't voor 't zeggen heb, men vergete ook niet Verviers, even belangrijk om zijn schoone ligging als industrie, noch het bekoorlijke Spa, enz. . . . In al deze plaatsen gloeit kracht, levenslust, poëzie.
Zoo men echter niet oppast, loopt de laatste dame gevaar van door den boerschen speculatie-geest der eeuw doodgetrapt te worden, zoodat men onder dit opzicht wellicht eens van de zeven steden der provincie Luik zal kunnen zeggen:
Daar waren eens zeven kikkertjes
Toen kwam er een boer op klompen aan -
En die trapte ze allemaal dood.