zand te kunnen werpen. De muziek zou in dit geval precies dezelfde kunnen blijven.
HET HOOFD EENS GRIJSAARDS.
Ik had mij laten overhalen om dien avond naar die theatervoorstelling te gaan; wat er gegeven werd, ben ik weer vergeten, maar het was zoo'n titel met een toegiftje; want een rechtgeaarde directie meent in geen geval met een enkelen naam te kunnen volstaan. Weet men niets anders, dan kan men er altijd wat van misdaad, wroeging, vergelding of wraak achter voegen, want zoo iets komt altijd in een melodrama voor. Doorgaans weet men echter titels genoeg en enkele keeren scheen de overvloed zoo mild, dat men met een aaneenschakeling van die titels op het affiche verscheen. Ik kan mij vergissen, maar ik meen opgemerkt te hebben, dat de zaal altijd beter bezet was, wanneer het stuk een langen, omschrijvenden titel had, dan wanneer het met een enkelen naam aangegeven was. Wie gaat nu ook naar ‘Alex?’ Welke teleurstellingen kan zoo'n eenvoudig ‘Alex,’ al niet opleverWat er echter 't gevolg Wie weet of er wel een enkele narigheid in komt? Maar geheel anders wordt dit, als er gegeven wordt ‘Alex of dolksteken en bloedwraak, groot melodrama in vijf bedrijven en negentien tafereelen, met nieuwe decoratiën, pruiken en costumes, met branden en apotheosen, met muziek van den orchestmeester Schnitzewitzky, met gevechten en optochten en verderen theatralen toestel,’ voor welke gelegenheid de helft van het garnizoen gehuurd is. Heeft men dan niet de zekerheid iets te zien? Zal men met een vervelend familie-tafereeltje of een zedenschetsje naar huis gestuurd worden? Jammer, dat op de kleine tooneelen, waarvan de rederijkers zich doorgaans moeten bedienen, zooveel van den theatralen toestel verloren gaat!
Het is een onloochenbare waarheid, dat het meerendeel der menschen veel van aangrijpende voorstellingen houdt en belust is op bloedige histories. Men zie slechts hoe de couranten soms met de afgrijselijkste misdaden gevuld zijn, hoe de verhalen, met bloed geschreven, verslonden worden - ook bij theatervoorstellingen verloochent zich die kleine hebbelijkheid niet.
Zelfs het oude treurspel bewoog zich uitsluitend op een gebied, waarin heldendaden, zware misdaden, lage karakters ontleed en ten toon gesteld werden, en dolk en vergif waren zelden van het tooneel.
Er is misschien ook wel iets genoeglijks in gelegen, om iemand onder akelige stuiptrekkingen te zien overlijden, juist alsof men er bij was - en dan toch met het vertroostend bewustzijn, dat het niet ‘uit meenens’ is.
Hoe het zij, dienavondwaren velen met mij naar de voorstelling gesneld; het was nog een half uur, voordat het zou beginnen.
Een handvol artisten, die hun eigenlijke bestemming waren misgeloopen, deden een geruchtmakende muziek hooren; wat mij inzonderheid bij dergelijke gelegenheid aandoet, is de slepende toon van de viool, die bekende melodieën op een ongewoon aandoenlijke manier weet weer te geven, ten spijt van de overige heeren, die geëngageerd schijnen te zijn, om zooveel mogelijk rumoer te maken.
Ook nu trok ophoudelijk een kunstenaar op de fluit mijn aandacht, die met opgeblazen wangen zijn karig loon verdiende en op goochelachtige manier nu en dan naar een flageolet of piccolo greep, waaruit hij hooge tonen stiet, die mij het bloed in de aderen deden stollen. De aanvoerder van de kleine bende, die op het pogramma soms den wijdschen naam van ‘orchestmeester’ draagt, sloeg met een strijkstok op lustelooze wijze de maat of iets anders, en schepte er meermalen behagen in om een paar noten op zijn viool meê te strijken, wanneer men naar zijn zin geen leven genoeg maakte.
(Wordt vervolgd.)