De grootmoeder.
In 't algemeen hebben de menschen 't er niet erg op begrepen voor oud door te gaan; maar toch ‘grootmoeder’ is een eeretitel, gelijk zeker schrijver zegt, ‘door geen dichter uit te drukken, door den schilder flauw gemaald.’
De zegen der moedervreugde, dubbel daalde hij op haar hoofd neder, en, wie de oude vrouw ook zij, zeker heeft zij reden om met vreugde de bloemen te herdenken, die eens zoo vol geuren in 't Zomergetij voor haar ontsproten.
Daarom, ouden van jaren, al staat wellicht reeds uw eene voet in 't graf, toch, gelijk 't oude moedertje onzer gravure, met lust de hand gelegd aan de dagtaak, door God u gegeven, en denkt er vooral aan, wanneer gij in 't midden der jeugd zit:
‘Uw haar moog al wat grijs zijn, uw voorhoofd niet zoo glad,
‘Maar als het hart nog jong is, hoe weinig deert u dat?’