Aan den vijver.
Dat de jeugd veel van 't water houdt, is een dier regels, waarop slechts zeer weinige uitzonderingen kunnen aangegeven worden. Varen, slootje springen, 's Zomers baden en 's Winters over het ijs glijden en schaatsenrijden, dat is eerst een leven voor onze jongens. De ouders mogen met hun liefhebberij minder gediend zijn, op dit punt is onze blauwgekielde spes patriae, gelijk Hildebrand getuigt, onverbeterlijk. Met een bloedenden neus, verstuikten voet, gescheurde pantalon of met een druipnat pak komt onze gast thuis, en, in stede van medelijden in te oogsten, wordt hij met een fiks pak slaag verwelkomd, maar toch, bij de eerste de beste gelegenheid is de waterrot de les weer uit het geheugen kwijt.