De oproeping van het kamp.
't Was in de tijden van den ongelukkigen koning van Brittannië, Karel I, en den oproerling Cromwell, dat in Engeland een bloedige omwenteling plaats greep, waarvan, evenals bijna anderhalve eeuw later, tijdens de groote revolutie in Frankrijk, ook de monarch als slachtoffer viel. Karel I, gelijk Lodewijk XVI, eindigde zijn leven op het schavot, de moordbijl deed het hoofd van den gekroonde vallen.
De benden van Cromwell hadden eindelijk den koninklijken troepen een beslissende nederlaag doen lijden; de revolutie zegepraalde. Een tafereel gedurende de strijden der getrouwen en der oproerlingen wordt in herinnering gebracht door de gravure van pag. 125 naar de schilderij van een britsch kunstenaar Mr. Ouston, welke een blik doet slaan op het kamp der koninklijke troepen, na een geleverden slag, waarin deze overwinnaars waren gebleven.
Op den voorgrond vertoont zich de krachtige figuur van eer krijger, wiens plicht het meêbrengt een der eersten te zijn in den strijd, een der eersten, waar onraad dreigt.
Het geschal der trompet wakkert zijn wapenbroeders aan in 't gewoel van het gevecht; nu wekt het hen uit de korte nachtrust, wellicht tot hernieuwde worsteling. Cromwell toch en zijn leger zijn niet verre.
De trompetter in zijn rijk uniform, dat eenig denkbeeld kan geven van de eigenaardige monteering der soldaten in dien tijd, beheerscht bijna geheel het tafereel, waar men in den achtergrond de legerplaats ziet opdoemen. De tallooze verstrooide tenten, de gerichte kanonnen, de enkele wakende militairen, die in het verschiet zichtbaar zijn en de schetterende tonen niet behoeven, het halfduister dat over het geheel verspreid ligt, dit alles maakt wel den indruk, die hier door den schilder bedoeld werd, toen hij de oproeping maalde van een moe-gestreden leger in een morgen van voorbereiding tot nieuwen, heeten strijd.