het levenslicht gezien en het tijdvak van Karel den Groote, dat de wereld zou herscheppen, lag nog in een ver verschiet, toen op het tegenwoordige Vrijthof de muren werden opgetrokken van het gedenk vaardige gebouw, waar zoo vele vorsten van heinde en ver kwamen om hunne offers te brengen in schatten en gebeden, waar ook de H. keizer Henricus heen toog om op het graf van St. Servaas kracht te zoeken voor den strijd des levens.
Het was aan den H. Monulphus, twaalfden bisschop van Maastricht, die in de laatste dagen der VIe eeuw overleed, voorbehoudeu om den tempel te stichten, die zoo vele eeuwen zou trotseeren. Een templum magnum zegt zijn tijdgenoot, de H. Gregorius van Tours, die er ook vrij duidelijk bij te kennen geeft, dat het gansche plan der kerk met al zijne onderdeelen alsmede de rijkdom van versieringen geheel aan Monulphus te danken is, welke bisschop tot den voornaamsten adel van Austrasië behoorde.
Men meene nu echter niet dat de St.-Servaaskerk door den H. Monulphus in den ganschen omvang, dien zij thans heeft, is voltooid; 't is trouwens duidelijk te onderscheiden wat nog tot dat oude tijdvak behoort en wat er in latere eeuwen aan toegevoegd is. De oude kerk van St. Monulphus had den vierkanten vorm eener basiliek, in wier midden het gebeente van den H. Servatius rustte. De crypta, toegewijd aan den H. Petrus, besloeg de doorsnede van het groote langschip en het transsept; zij verhief zich terzelfder plaatse alwaar in het begin der IIe eeuw de H. Maternus, van Keulen naar Tongeren reizende, een houten bidplaats aan den H. Petrus had toegewijd. Uit deze oude crypta, welke half onder, half boven den grond was, ging men naar een geheel onder den vloer der kerk gelegen crypta, de oorspronkelijke begraafplaats van den H. Servatius. Het was daar dan ook dat tot het jaar 1811 de toevloed van pelgrims plaats had, ofschoon reeds in de VIe eeuw de H. Monulphus het lichaam van den beschermheilige er uit had verheven. Deze tweede crypta bestaat nog, doch de toegang er van is gesloten door het afbreken der groote crypta. Het was in dit kleine heiligdom dat men in de XVIIe eeuw een looden plaat vond uit 't jaar 1001, welke aantoonde dat daar de grafplaats was geweest van den laatsten afstammeling der Carolingers.
In de XIe eeuw en wel vóór 1039 zijn de twee armen van het kruis aan de St. Servaas gebouwd, alsmede de koor-abside met de twee torens aan het Vrijthof. De heerlijke romaansche kapel aan den westkant is van de XIIe eeuw, de verschillende zijkapellen zijn achtervolgens in de XIVe en XVe eeuw opgetrokken, terwijl het voortreffelijke portaal ten Zuid-Westen, zeker het prachtigste overblijfsel van dien aard in geheel Nederland, uit de XIIIe eeuw dagteekent.
Was de St.-Servaaskerk een verheven monument der christelijke bouwkunst te noemen, zij bezat ook groote inkomsten en er was een gansche schaar van geestelijken aan verbonden. Tot in de XVIIe eeuw telde zij ongeveer veertig altaren binnen hare muren, in 1365 reeds meer dan dertig; verschillende hadden dubbele, sommige zelfs drie of vier fundatiën en telden dus evenveel priesters, die daar de H. Mis moesten opdragen. De eigenlijke geestelijkheid der kerk bestond uit 38 kanunniken, die het keizerlijk kapittel vormden, met den deken aan het hoofd. Vervolgens was in de XVe eeuw een corps geestelijken ten getale van 30 uit een andere kapel naar de St. Servaas overgebracht. Men noemde hen ook de kanunniken van St. Jan Evangelist; zij hadden hun dienst in de kapel, welke Lodewijk XI in 1463 aan de kerk deed bouwen. Eindelijk waren er nog 60 priesters-beneficianten en verschillende andere personen, die aan de voorrechten der kerk deel hadden, zoodat de zoogenaamde familie der kerk meer dan 250 personen bedroeg. Sinds de oudste tijden bezat de St. Servaas dan ook elf dorpen of heerlijkheden, waarvan twee den proost en negen het gezamenlijk kapittel toebehoorden.
Maastricht heeft 21 bisschoppen geteld; zij zijn allen heilig verklaard. De 11 bisschoppen vóór St. Monulphus hadden hun stoel in de O.-L.-V.-kerk, de oudste kerk van Limburg's hoofdstad. Nadat de zetel naar Luik was overgebracht, werd de kerk bestierd door abten; onder hen telt men ook Eginhard, den geheimschrijver van Karel den Groote. Later is de abdij gegeven aan de bisschoppen van Trier, aan wie ze om hare rijkdommen soms weder door overweldigers werd ontnomen. In de XIe eeuw was de abt vervangen door een proost, die het tijdelijk beheer voerde. De laatste proost was een baron van Wassenaar-Warmond, een uitstekend priester; hij stierf te Luik in het jaar 1817.
Ziedaar de voornaamste bijzonderheden betreffende de beroemde St.- Servaaskerk van Maastricht. In de laatste jaren is men begonnen dit monument der christelijke kunst te restaureeren. Onder de leiding van den genialen architect Cuypers is zeker reeds veel verricht, doch er zal nog wel een lange tijd verloopen, alvorens de St. Servaas weder in vollen luister praalt, want het plan tot herstelling omvat de gansche kerk, ook de eerbiedwaardige crypta. Vóór korten tijd is door de hand van een bekwaam kunstenaar een beeld der H. Maagd gerestaureerd, bestemd voor een der kapellen. Bij het herstellen heeft men de oorspronkelijke polychromie, die onder twee lagen van later tijd verborgen was, terug kunnen geven. Er is eene merkwaardige bijzonderheid verbonden aan dit beeld, 't welk uit den bloeitijd der christelijke kunst dagteekent. Nooit heeft iemand eenig stof op het gelaat gezien. Wanneer alles rondom vol bestoven was, ook het hoofd en het gewaad van het beeld, bleef het gelaat daarvan vrij. De Brabantia Mariana van 1632 maakt daar melding van en de getuigenis van thans levende personen, die herhaaldelijk daaromtrent waarnemingen hebben gedaan, bevestigen het. Bij het restaureeren bleek dat het beeld, ook het hoofd, vol wormgaten was, het gelaat echter was geheel ongeschonden gebleven. Dezer dagen werd de St. Servaas verrijkt met prachtige glasschilderingen uit het atelier van de heeren Geb. Nicolas te Roermond, een geschenk van den heer Petrus Regout. Binnen kort zal nog een tweede raam geplaatst worden, eveneens in het transsept, dat met dit een geheel uitmaakt. Al de heilige bisschoppen en ook de H. Maternus staan er op afgebeeld. Het kunstwerk munt uit door onberispelijke vormen, sierlijke drapeering en harmonie en rijkdom der kleuren.
Laat ons nu eenige oogenblikken wijden aan de kostbare reliquieën, aan de kunstschatten, die der St.-Servaaskerk toebehooren.
De bekende offerwilligheid van den heer Petrus Regout te Maastricht, kommandeur der orde van den H. Gregorius, heeft in den jongsten tijd aanleiding gegeven tot het bewerken eener doorwrochte monographie, die in even rijk als elegant gewaad in het licht is verschenen onder den titel van ‘Die mittelalterlichen Kunst-und Reliquiënschätze zu Maestricht.’ 't Is aan dit hoog verdienstelijk boek, bewerkt door Mgr. dr. Fr. Bock, kanunnik te Aken en den zeer. eerw. heer M. Willemsen, schatbewaarder der St. Servaas, dat ik de volgende bijzonderheden betreffende die reliquieën en kunstschatten ontleen.
Bekend is het dat Maastricht zich reeds in overoude tijden mocht verheugen in het bezit van een kostbare verzameling overblijfselen van heiligen en kerkelijke voorwerpen van kunst. Zooals Karel de Groote zijn lievelingskerk te Aken met een schat van de rijkste reliquieën der Christenheid begiftigde, mocht ook Maastricht zich verheugen over de mildheid der vorsten en grooten, sedert de dagen van den H. Servatius. Wijd en zijd stonden die kerkelijke schatten in hooge vermaardheid, men had er den diepsten eerbied voor. De duitsche koningen der XIe en XIIe eeuw zouden dan ook nooit verzuimd hebben vóór of na hunne kroning te Aken met eene schitterend gevolg een feestelijken optocht te houden naar de reliquieën van den H. Servatius te Maastricht, en voor ieder is nog heden ten dage in de kerk, aan genoemden heilige toegewijd, de prachtvol gewelfde halle te zien, die volgens de overleveringen heeft gediend tot keizerlijke loggia bij het houden der rijksvergaderingen. Toen het een gebruik was geworden om te Aken eens in de zeven jaren de groote karolingische reliquieën ter vereering bloot te stellen, zag men de uit alle oorden van Duitschland toegestroomde pelgrims naar Maastricht trekken om bij het graf van den grooten Servatius te bidden, om ook daar hulde en eerbied te bewijzen aan de overblijfselen van hen, die met verzaking van alle aardsche grootheid voor het geloof hadden geleden en gestreden.
Helaas! de godsdienstige en staatkundige verwikkelingen der XVIIe eeuw waren oorzaak dat veel verloren ging van dien kostbaren schat; godsdiensthaat en roofzucht spanden samen en heiligschendend vergreep men zich aan hetgeen uit innige godsvrucht geschonken en met zooveel eerbied bewaard was. Zoo kwam het dat in 't laatst der vorige eeuw menig kostbaar voorwerp niet meer aanwezig was onder de kunstschatten van St. Servaas, en toen het nu bleek dat tijdens de fransche revolutie de Sansculotten nog minder het kerkelijk dan het bijzonder eigendom ontzagen, werden er plannen beraamd om aan eene algeheele plundering te ontkomen. Naar het voorbeeld der meeste belgische kerken besloten de proost en kanunnikken der St. Servaas, de reliquieën en voorwerpen van gewijde kunst onderling te verdeelen, onder de verplichting dat ieder hunner in kalmer tijden het hem toevertrouwde zou teruggeven.
Dit plan heeft noodlottige gevolgen gehad. Toen in het jaar 1804 de St. Servaas parochiekerk werd, bezat zij nog slechts een klein gedeelte van den voormaligen schat; de kostbare voorwerpen waren deels verloren geraakt, deels door het overlijden van kanunniken in andere handen overgegaan. Zoo komt het dat de schatkamer der St. Servaas te Maastricht tegenwoordig niet meer kan worden vergeleken bij die van Aken, doch dit neemt niet weg dat de daar aanwezige voorwerpen groote waarde hebben onder godsdienstig en oudheidkundig opzicht. Men wordt door een diepe ontroering bevangen bij het aanraken van hetgeen eens den H. Servatius behoorde: den sleutel, hem waarschijnlijk door den H. Paus Damasus geschonken, zijn bisschoppelijken staf, zijn drinkbeker; bij het zien der stoffelijke overblijfselen van heiligen uit de eerste dagen des Christendoms, bij het bewonderen der voortbrengselen uit het gulden tijdvak der christelijke kunst. Voor zoover mijn bestek dit gedoogt, wil ik de voornaamste bijzonderheden daarvan meêdeelen.
Het allereerst komt in aanmerking de kostbare kist, die het gebeente van den H. Servatius bevat. Zij is van verguld koper, heeft een lengte van 1,75, een hoogte van 0,74 en een breedte van 0,49 M. Reeds in de VIIIe eeuw werd voor het stoffelijk overblijfsel van dien eersten bisschop van Maastricht, den 13en Mei 384 overleden, een prachtige kist vervaardigd. Toen namelijk Karel Martel op het feest van St. Servaas in het jaar 726 een glorierijke overwinning op de Saraceenen behaalde, zond hij bisschop Willigius naar Maastricht met de heuglijke tijding dat hij uit dankbaarheid de kerk van den H. Servatius zou laten restaureeren en verfraaien. Bij die gelegenheid werd het lichaam van dien heilige te voorschijn gehaald uit de grafplaats, waarin het bij de verbouwing van de St. Servaas in de VIe eeuw op last van den H. Monulphus geplaatst was, en door de bisschoppen Hubertus van Maastricht en Willigius in een kist van verguld zilver overgebracht. Gedurende vier