Sara's begrafenis.
Den leeftijd van honderd zeven en twintig jaren had Abraham's echtgenoote, Sara, bereikt; toen stierf zij te Kiriath Arba in Kanaän, en de aartsvader toog naar 't vreemde land, om zijn vrouw te beweenen en haar de laatste hulde te bewijzen.
‘Gij zijt een vorst Gods in 't midden van ons,’ voegden hem de vreemdelingen toe, ‘begraaf uwe doode in de keure onzer graven.’
Toen stond Abraham op en boog zich neder voor 't volks des lands en zeide: ‘Is 't uw wil, dat ik mijn doode begrave, zoo spreekt voor mij bij Ephron, den zoon van Zohar, opdat hij mij de spelonk geve van Machpela, die in 't einde van zijn akker is.’
Ephron verheugde zich dat hij den aartsvader, tegen een vergoeding van vierhonderd sikkelen zilvers de gevraagde plek gronds mocht afstaan, en Abraham begroef zijn huisvrouw Sara in de spelonk des akkers van Machpela, tegenover Mamre, 't welk is Hebron, in 't land Kanaän.