[Nummer 8]
De herdersknaap in de Romeinsche campagna.
Mag de Eeuwige Stad, op zich zelve beschouwd, reeds onvergelijkelijk en eenig genoemd worden, zij is zulks zooveel te meer door haar onmiddellijke omgeving, vooral door dat uitgestrekte veld van graven en ruïnen, 't welk onder den naam van ‘de romeinsche Campagna’ bekend is.
DE ROMEINSCHE HERDERSKNAAP.
In de nabijheid slechts van enkele poorten der Eeuwige Stad treft men eenige verspreide woningen, villa's, tuinen of iets dergelijksaan, wat gemeenlijk tot de omgeving onzer moderne steden behoort. De meeste poorten daarentegen van Rome worden, zoodra men de aureliaansche muren achter den rug heeft, als 't ware begrensd door de onafzienbare grasvlakte der Campagna, welke door de stilte en verlatenheid, die er heerschen, den indruk op ons maakt, alsof er op uren en uren afstands geen samenzijn van menschen denkbaar is, terwijl men inderdaad slechts weinige minuten van een stad met honderd en tachtig duizend inwoners is verwijderd.
Zoover uw oog reikt, ontwaart ge ruïnen, verouderde en vervallen muren, middeleeuwsche torens en overblijfsels van heidensche tempels, uitgestrekte gewelven en gangen van aquaeducten en de meest schilderachtige en indrukwekkende afwisseling van diepten en hoogten.
De dorre Campagna, door de albaansche, selijnsche en volscische bergketens omringd, wier kruinen met de liefelijkste kleine steden prijken en op wier zacht glooiende hellingen de witte villa's en huizen zich afteekenen, biedt in den glans der Herfstzon een treffenden aanblik. Hoog schilderachtig en eigenaardig als deze Campagna, zijn ook de weinige menschen, die men hier en daar ontmoet.
Soms stoort in de nabijheid van Rome nog een enkele moderne gestalte op onaangename wijze de dichterlijke stemming. Elegante toeristen doen te voet of in een rijtuig hun wandelingen, jonge dandy's rijden op hun paarden ons spoorslags voorbij, photografen richten hun toestellen, dames zijn op veldstoeltjes gezeten en schetsen tafereelen in hun album, romeinsche lediggangers vervolgen met het geweer in de hand den armen leeuwerik; doch dat alles verdwijnt, wanneer wij al verder en verder Rome achter ons laten, zoodat alleen de koepel van den St. Pieter ons zegt, waar de Eeuwige Stad is gelegen.
Hier is alles wat wij aanschouwen eigenaardig; op geen enkele plaats zouden wij het terugwenschen en toch in de Campagna schijnt het onmisbaar. Maar menig uur kunnen wij ronddwalen zonder een enkel menschelijk wezen te ontmoeten, ja somtijds werkt die eenzaamheid huiveringwekkend op 't gemoed. Eindelijk zien wij dan van een eenzame, spelonkachtige hut een dunne rookkolom op-