Jacob's worsteling met den engel.
De vrede en eendracht was tusschen Jacob en den hem vervolgenden Laban hersteld. Een dubbele rij engelen beschermde den aartsvader op zijn wegen. Rouwmoedig en getroost besloot hij ook den diepgekrenkten broeder om vergeving te smeeken.
Vijandschap en wraak in 't hart, trekt hem Esau te gemoet. Doch Jacob voelt zich sterk door de belofte des Hemels. Alleen op middelen tot verzoening bedacht, zendt hij zijn broeder de rijkste geschenken; midden in den nacht, die den dag der beslissing voorafgaat, doet hij zijn vrouwen en kinderen over de beek Jabbok trekken. Zich op de knieën nederwerpend, poogt hij zich door 't gebed te sterken tegen 't komend gevaar en tegen de aanklacht van zijn geweten, 't welk hem verwijt, hoezeer hij Esau's wraak en toorn verdiend heeft.
Ziet! daar dringt in 't donker van den nacht een man op hem aan en noodzaakt hem tot een worstelstrijd. . . . . God zelf is 't, die tegen Jacob om diens zonden als vijand optreedt. Zijn wil is 't, dat hij in den heeten strijd van geloof en gebed zijn zelfzuchtige natuur overwinne, zich den naam waardig make van Israël en als zegevierend strijder een toonbeeld worde voor zijn volk en een afbeelding des Verlossers.
Jacob blijft vast in 't geloof en laat zich niet ter neder werpen. Slechts aan de heup verwondt hem zijn tegenstander, ten teeken dat hij hem, zoo 't noodig ware, kon overwinnen, ja zelfs vernietigen.
Als de dageraad aanbreekt, wil de engel zich verwijderen. Doch Jacob laat hem niet los, dan na zijn zegen te hebben afgesmeekt.....
Ziedaar 't onderwerp door Doré in de gravure van pag. 45 geschetst. Achter de bergen dagen reeds de eerste boden der opgaande zon, die 't bergachtig landschap en den Jordaan weldra met hun gouden gloed zullen tooien. Op den heuvel worstelt Jacob met de lichte hemelgestalte. Hoed en mantel heeft hij van zich afgeworpen; aan zijn voeten ligt de staf; wild en moedig en als met onverwinbare kracht gordt hij zich aan tot den strijd.
Het kalme beeld en de rustige houding van zijn bovenaardschen tegenstander getuigt het intusschen op treffende wijze, hoe nietig elk pogen, ook zelfs van den sterkste, tegenover de hemelmacht zij.