De opwekking van de dochter van Jaïrus,
door Gustave Doré.
De H. Schrift behoeft de versiering niet der beeldende kunsten. ‘Ofschoon God zich vernederde,’ zegt Chateaubriand ‘om de taal der menschen te spreken, Hij blijft en toont zich in de H. Schrift altoos God.’
't Is daarom waarlijk een hulde, die 't kunstgenie zich zelf brengt, wanneer 't die goddelijke taal op waardige wijze poogt te vertolken.
Ook Gustave Doré kreeg de zending om een deel der kunstschatten van zijn teekenstift in dat heiligdom ten offer te brengen. De kostbare kleinoodiën, door zijn geniale hand aan de illustreering der H. Schriften gewijd, zullen steeds de schitterendste parelen zijner kunstkroon wezen. De gravure op pag. 4 strekt hiervoor mede tot bewijs.
't Is de voorstelling van 't liefdewonder: ‘De opwekking der dochter van Jaïrus. Alles in dit beeld getuigt, volgens 't oordeel van bevoegde kunstrechters, de hand eens meesters. Uit alle deelen der groep spreekt waarheid, waardigheid, leven, bezieling. Treffend bovenal is 't beeld des Zaligmakers, die 't koude voorhoofd der pas ontslapene met zijn levenwekkende hand zachtelijk aanraakt, terwijl geheel zijn persoon innige deelneming, diepen ernst en volkomen zekerheid van 't geen gebeuren zal uitdrukt.
‘Ziet, daar kwam een van de oversten der synagoge, met name Jaïrus’ zoo verhaalt ons de evangelist Mattheus, ‘en Jesus ziende, viel hij aan zijn voeten en bad hem zeer, zeggende: ‘Mijn dochtertje is in haar uiterste, kom, leg haar uwe hand op, dat zij gezond worde en leve.’ En hij ging met hem.....
‘Er kwamen (intusschen) eenigen van het huis des oversten der synagoge, zeggende: uw dochter is gestorven, wat doet gij den Meester nog moeite. Maar Jesus, het woord dat gesproken werd gehoord hebbende, zeide tot den overste der synagoge: ‘Vrees niet, geloof alleenlijk.’
‘Hij liet niemand toe hem te volgen dan Petrus en Jacobus en Joannes den broeder van Jacobus. Zij kwamen in 't huis van den overste der synagoge. En hij zag het gewoel en degenen, die zeer weenden en luide jammerden.
‘En ingegaan zijnde, sprak hij tot hen: ‘Waarom tiert en weent gij? Het kind is niet gestorven maar slaapt.’
‘En zij bespotten hem. Doch hij, als hij hen allen had uitgedreven, nam bij zich den vader en de moeder van het kind en die met hen waren, en ging binnen, waar het dochtertje lag.
‘En hij vatte de hand van het kind en sprak tot haar: Talitha cumi! hetwelk vertolkt is: ‘Dochtertje, ik zeg u, sta op!’....
Die de eenvoud en waardigheid in 't verhaal van den evangelist bewondert, beschouwe tevens het beeld van Doré en oordeele of Nicolaas Beets te veel heeft gezegd als hij vol geestdrift over dit meesterstuk aan den franschen kunstenaar de getuigenis reikte: ‘Ary Scheffer heeft niets beters.’