De overwinning.
De dweepzieke woede der vervolgers zette zich voort in de schennis van de lijken der martelaren. De haat tegen den katholieken godsdienst en zijn belijders had een nieuw barbarisme doen ontstaan.
Den 9en Juli, den dag der marteling kwam een der Katholieken van Gorkum ter plaatse en zag met verontwaardiging de lichamen der Heiligen gruwzaam verminkt en nog ten spot en schennis strekkende aan een troep kinderen, in wie bereids de adem der woeste driften gevaren was en tot een onbewuste uiting kwam.
De gorkumsche burger vervoegde zich zoodra mogelijk bij degenen, die in Brielle de macht in handen hadden, andere Katholieken sloten zich bij hem aan en verkregen, enkel door middel van een aanmerkelijke geldsom, dat de lijken der martelaren begraven werden. De hebzucht der revolutionairen, die zich bij de plundering van kerken en kloosters reeds in al zijn hevigheid had getoond, was het dus, die ook hier weder onbeschaamd optrad.
De begrafenis geschiedde in den nacht. De lichamen der Heiligen werden op de plaats zelve der marteling in twee kuilen nedergelegd en gedurende meer dan veertig jaren bleven die groeven de kostbare overblijfselen bevatten, tot dat in 1615 gedurende een tusschentijd van rust, welke deze gewesten genoten tijdens den wapenstilstand met Spanje, dat nog in de Zuidelijke Nederlanden zijn gezag handhaafde, de Katholieken in staat waren het gebeente der martelaren op te graven en 't een waardiger rustplaats te verschaffen.
In Juni van 't volgend jaar werd een gedeelte van den kostbaren schat en de bewijsstukken, welke de echtheid waarborgden, aan den toenmaligen aartsbisschop van Mechelen gezonden, die na vormelijk onderzoek der documenten de verklaring gaf, dat die gebeenten waarlijk overblijfselen der martelaren van Gorkum waren en een besluit afkondigde, dat die reliquieën aan de openbare vereering der geloovigen zouden voorgesteld worden.
God had zich verwaardigd de glorie der geloofshelden van Gorkum te openbaren door wonderdadige genezingen, reeds korten tijd na hun dood ten gevolge hunner voorspraak, geschied.
Eenigen tijd later werden de overige reliquieën aan verschillende kerkvoogden in de Zuidelijke Nederlanden gezonden, en alom waar de kostbare overblijfselen, door 't bevoegd gezag erkend, verspreid werden, in de Nederlanden, Duitschland, Spanje, waren zij het voorwerp eener groote devotie, wijl God ze op verscheiden plaatsen door wonderen verheerlijkte.
In 't jaar 1620 werden de akten, betrekkelijk de marteling en de reliquieën, op last van den toenmaligen nuntius in Zuid-Nederland en apostolisch vicaris der Noordelijke Nederlanden vervaardigd, naar Rome opgezonden. In 't jaar 1675 werd door Paus Clemens X de zaligverklaring der martelaren van Gorkum uitgesproken.
Bijna twee eeuwen waren sinds de uitvaardiging van het decreet der zaligverklaring heengegaan en 't was den tegenwoordigen Paus, Pius IX voorbehouden de zaak der glorierijke martelaren weder op te nemen en te voleindigen. In 1864 onderwierp hij de zaak aan 't oordeel van de Congregatie der Ritussen en bekrachtigde 't volgend jaar dat oordeel, door te verklaren dat gerustelijk tot de heiligverklaring der zalige martelaren van Gorkum kon overgegaan worden.
Den 29en Juni 1867, 't achttiende eeuwfeest van den marteldood der H.H. Petrus en Paulus, werd door Paus Pius IX de heiligverklaring der negentien geloofshelden van Gorkum uitgesproken.
Voor hun trouw aan het katholiek geloof, maar bijzonderlijk aan de beide geloofspunten: de waarachtige tegenwoordigheid van Christus in 't H. Altaarsacrament, alsmede het Oppergezag van den Paus, hadden zij hun leven gelaten. Het Calvinisme, in welks naam de beginsellooze dwingeland van Brielle hen liet ter dood brengen, drong vooral op de afzwering van die beide dogma's aan.
Wie bewondert niet de leiding der Voorzienigheid in de samentreffing dat Pius IX, onder wiens bestuur het gezag des Pausen zoozeer is be[...]hten en desniettegenstaande met meerderen luister bekroond, degene zijn zoude, die deze moedige belijders van het pauselijk gezag heilig verklaarde.
Veelvuldiger dan ooit zullen sinds dien heuglijken stond, in Nederland vooral beden zijn opgegaan om door hunne voorspraak te verkrijgen, dat het vaderland gespaard moge blijven voor de uitspattingen van 't moderne ongeloof.