Drie eeuwen zijn voorbijgegaan, sinds dat afgrijselijk moordtooneel plaats greep, doch de nagedachtenis dier geloofshelden is onuitwischbaar in de harten van alle Katholieken.
Vóór drie eeuwen raasde en tierde in dezen gedenkwaardigen nacht een woeste, eene bloedgierige menigte op de schouwplaats waar Gods engelen palmtakken strooiden, thans weêrgalmt die geheiligde plek van lofzangen, Christus' bloedgetuigen ter eer, die de zonde, maar niet den dood vreesden. Wij roepen daar met Vondel:
‘Gij, worstelaars en kampioenen,
Van Gods gewelf, uw kinders hier beneden
Met smarte worstlen ziet,
Behaagt u, dat uw voorbede ons bevrijde,
Zoo kroon uw eeuwgetijde.’
Want niet in treurgewaad, maar met vreugdezangen begeven wij ons naar de martelplaats, naar het Colyseum van Nederland, waar de dienaren Gods werden overgtleverd aan hen, die in bloeddorst wilde dieren gelijk waren.
‘Noch rouwloof noch bedruckte lijkcypressen
komen wij nederleggen op de plek waar zooveel kostbaar bloed werd vergoten, want zij, die daar den heldendood stierven, zijn onze roemrijkste landgenooten geworden, onze voorsprekers bij Christus, wiens naam zij verheerlijkt, wiens woord zij verkondigd hebben, wiens voorbeeld zij gevolgd zijn en voor wiens eer zij hun leven ten offer brachten.
Het was een verblijdend teeken dat in de laatste jaren de vereering der martelaren van Gorkum meer en meer toenam, een bewijs dat nog een levend geloof in de harten der Katholieken woont, een bewijs dat zij hulde willen brengen aan geloofshelden, dat zij behoefte gevoelen aan de voorspraak dier martelaren in den bangen strijd tegen het ongel of van dezen tijd. Thans is het derde eeuwgetijde van hun roemrijken dood aangebroken en wij hebben gemeend dat de Belgische Illustratie niet achterwege mocht blijven bij het huldebetoon der Katholieken aan zooveel zelfverloochening, zooveel zieleadel en onwrikbaar geloof. Mogen onze zwakke pogingen medewerken om de vereering der martelaren van Gorkum meer en meer algemeen te doen worden.