Allerlei.
Het tafereeltje,
op pag. 384 voorgesteld, voert ons een dier zeldzame exemplaren voor den geest, die evenals de meeste dingen uit den ouden tijd voor nieuwerwetsche broertjes en zusjes de baan hebben moeten ruimen. De watermolen! - neen, men kent thans andere beweegkrachten dan den stroom eener beek om machinerieën in werking te brengen. Water en vuur hebben zich vereenigd, om den stoom in 't leven te roepen, die de kracht van waterstroomen, van winden, van menschenhanden en trekdieren vervangt, en nu draait alles en overal, dag en nacht door, dat het is om er duizelig van te worden. Wie zou er dan ook nog aan denken om de drijfkracht eener snelvlietende beek boven die eener stoommachine te stellen? Alleen hij, die de trage trekschuit boven de pijlsnelle vaart der locomotief zou verkiezen, mag die oude, vaak zoo schilderachtige watermolens nog betreuren; de zonen onzer eeuw halen er den neus voor op. En toch molentjes zijn zulk een geliefkoosd speelgoed voor menschen van elken staat en stand. Reeds de knaap is van zijn vroegste jeugd af een dolle liefhebber van molens, papieren molentjes, draaimolens op onze kermissen, en andere molens. De knaap groeit op tot man en tot aan zijn laatsten snik wordt hij rondgevoerd in molens, die hem de oogen verblinden, die hem van illusie tot illusie meêsleepen en hem telkens weer wegrukken van het voorwerp, waarop hij met dolle vaart aanrende; en 't is de fortuin, welke al die draaiende bewegingen in gang moet houden. Hoevelen zouden gelukkiger zijn, indien zij het rad hunner fortuin aan de golven van het bekoorlijk beekje toevertrouwd hadden, om alleen dan wanneer de stroom hun gunstig was bewogen te worden! Doch het rad mocht dag of nacht niet rusten, het moest door stoom worden rondgevoerd en in plaats van bedaard en langzaam tot het geluk te leiden heeft het met duizelingwekkende snelheid tot ondergang gebracht.