Allerlei.
Het was in het jaar 1817,
zoo verhaalt Sir John Richardson, een der bekende Noordpoolreizigers, dat, ten gevolge van een groote ijsverschuiving in het Noorden gedurende het vorige jaar, er op aangedrongen werd, om een nieuwen tocht te ondernemen ter opsporing van ‘den noordwestelijken doorgang.’ Men vormde tevens het plan om op zulk eene reis tal van waarnemingen omtrent magnetisme en sterrenloop te doen. Daar het engelsche gouvernement, gewoonlijk deze plannen begunstigende, ook nu weder zijne ondersteuning niet onthield, werden de noodige toebereidselen gemaakt tot een tocht, die als zoovele andere tevergeefs zoude zijn, wat het hoofddoel, het vinden van een passage ter zee door de poolstreken, betrof. Vier hecht gebouwde schepen werden uitgekozen en door diagonaal geplaatste steunsels der wanden, die dubbel gebouwd waren, tegen een vaart in de ijszeeën bestand gemaakt. Men dacht dat deze vaartuigen het aldus tegen den schok en de drukking der ijsschotsen wel zouden uithouden. Twee dezer schepen, de ‘Dorothea,’ waarop de kapitein Buchan bevel voerde en de ‘Trent,’ onder kommando van den luitenant John Franklin, den zoo vermaard geworden noordpoolvaarder, zeilden noordwaarts langs Spitsbergen, wijl berichten van walvischvangers, die op zeer hooge breedte nog open zee hadden gevonden, eenige hoop op welslagen in die richting hadden doen ontstaan. Men bereikte de zeeën tusschen Spitsbergen en Groenland; doch tijdens een geweldigen storm in een bocht verzeild, terwijl kolossale ijsmassa's op hen kwamen afdrijven, bleef hun bij zulk weder, als eenige kans op behoud, slechts over ‘het ijs binnen te loopen,’ met andere woorden, hunne vaartuigen in de een of andere opening tusschen de drijvende ijsgevaarten te sturen, gelijk op de nevensstaande gravure wordt voorgesteld. Bij deze zeer hachelijke vaart leed de ‘Dorothea’ zooveel averij, dat ze het zinken nabij was en er was derhalve weinig bedenken noodig om tot den terugtocht te besluiten; het andere schip, de ‘Trent’ moest noodzakelijk volgen ter begeleiding.
De beide overige vaartuigen: de ‘Isabella’ waarop de kapitein John Ross het kommando had en de ‘Alexander’, onder bevel van den niet minder vermaarden William Parry, destijds luitenant, zetten hun ontdekkingreis voort door de Davis-straat en hun tocht had in zooverre eenig aanmerkelijk gevolg, dat zij de nauw keurigheid van de bevindingen van den bekenden reiziger Baffin, naar wien de Baflins-baai genoemd is, constateerden en de verschillende ondiepten en eilanden vonden in die richting en op die punten, welke hij had aangewezen. Doch ook deze schepen keerden terug, zonder dat de groote vraag of er een bruikbare noordwestelijke doorgang was of niet, tot eenige nadere oplossing gebracht was.