De Belgische Illustratie. Jaargang 4(1871-1872)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De duivelswiel te Engelen. ‘Op mannen, op! de zaak eischt spoed; Naar boven, niet gemard: Hij klimme naar den torentop, En losse 't moei'lijk raadsel op, Die moed heeft in het hart!....’ Zoo sprak de landheer tot zijn volk, Dat toesnelde om en om; - Sinds dagen speelde 't uurwerk niet, Dat hij zoo kunstvol maken liet: Zijn torenklok bleef stom. - Daar springt met fieren mannenmoed Een dappere uit de schaar: - ‘Ik,’ roept hij, ‘klim naar 't klokkenspel, En tart mij hier ook dood en hel, Ik vrees voor geen gevaar!’ Hij klimt. Men staart hem angstig na. Dra stijgt hij naar beneên. Men raadt het uit zijn droeven blik, - De landheer staat verplet van schrik: Zijn torenklok verdween!.... Maar 't landvolk loste 't raadsel op: ‘Niet ver,’ sprak één, ‘van 't slot, Wierp haar de duivel in den wiel, De klok, die in zijn machte viel, Als niet gewijd aan God!’ De plas waar de ongedoopte klok Verzonk, door God gedoemd, - Een ieder vreesde voor dien kolk; Nog heden wordt hij door het volk, De Duivelswiel genoemd. H. Teulings. Vorige Volgende