Toen de kapitein hersteld was gaf hij aan zijn mannen een feest om die heuglijke gebeurtenis te vieren.
Nu werd het schip tot een zoo goed mogelijk verblijf ingericht voor den vreeselijken winter. Van den 11en November tot den 3en Februari rees de zon niet boven de kimmen. In de eerste helft van Januari was de koude zoo fel, dat de thermometer tot 40 à 42 graden Réaumur daalde. Met den terugkeer der zon, namen de kleine uitstapjes met sleden en de jacht op hazen en vogels een aanvang.
Den 11en Juli kwam het ijs in beweging en dreigde ieder oogenblik het schip te verpletteren. Terwijl alle hoop om verder noordwaarts te komen verloren was, ging men evenwel beproeven, het eiland Banks aan den westkant om te varen. In het eerst ging de tocht voorspoedig, weldra echter kwam het schip in eene engte, waar het rakelings tusschen overhellende rotsen van den eenen en ijsvelden van den anderen kant moest doorvaren. De minste beweging in het ijs is voldoende om het schip te verbrijzelen en allen in de diepte te doen wegzinken. Somtijds is men genoodzaakt het ijs te doen springen om den doortocht voor het schip te openen. Onder zulk een voortdurenden angst voor den vreeselijksten ondergang, werd de reis in oostelijke richting voortgezet, totdat den 23en September eindelijk een veilige baai werd gevonden, waaraan de schepelingen den naam gaven van ‘Baai der Barmhartigheid.’ Daar vond het afgezwoegde vaartuig voor altijd zijn rust.
De bemanning bereidde zich op eene nieuwe overwintering voor. Zoo zij niets voor het vaartuig had te vreezen, zij zelve had een droeviger vooruitzicht dan den vorigen Winter, want zij was thans de Noordpool dichter genaderd en minder beschut tegen de verstijvende winden. De gezondheidstoestand liet ook veel te wenschen over; de scheurbuik teisterde het scheepsvolk hevig.
In de maand April toen de nood reeds hoog was gestegen en men vurig naar redding uitzag, stak Mac Clure op eene slede naar 't eiland Melville over, waar hij hoopte schepen te zullen ontmoeten. Hij werd in zijne verwachting te leur gesteld en nadat hij zijne documenten onder een steen had neêrgelegd op eene plaats, die dikwijls door zeevaarders bezocht werd, keerde hij bij de zijnen weder in eene stemming, die weinig geschikt was om hun moed op te wekken. Tot hun geluk leverde de jacht gedurende de Lente en den Winter zooveel op, dat het scheepsvolk tweemaal per week zich aan versch vleesch kon vergasten. Doch toen in de maand Augustus de ijsvelden openscheurden en de zee weder bevaarbaar werd, bleef niettemin de ingang der baai van Barmhartigheid gesloten. Nu was het oogenblik gekomen, om het plan, dat Mac Clure had opgevat ten uitvoer te brengen. Hij had besloten dat de welvarende matrozen op het schip zouden blijven, om het gedurende den Zomer van 1853 uit de baai te voeren, en dat de zwakken in twee partijen verdeeld andere oorden zouden zoeken. Een der divisies zou zich naar den kant der Hudsonsbaai richten, de andere zou zich oostwaarts begeven, in de hoop om walvischvaarders of schepen, ter opsporing van Franklin gezonden, aan te treffen. Gelukkig was het niet noodig tot deze wanhopende uitersten zijn toevlucht te nemen. Terwijl Mac Clure met zijn luitenant langs het schip wandelde, zag hij een vreemd persoon, die hen onder geschreeuw en gebaren naderde. Deze persoon had het gezicht van een neger, maar wie beschrijft hunne verwondering toen zij hem in goed engelsch hoorden zeggen dat hij een luitenant was van een der schepen, die aan de kust van Melville ten anker lagen. Voor het eerst reikten in dit woeste gewest twee mannen van het Oosten en Westen gekomen elkander de hand toe. De aankomst van den luitenant en eenige mannen, die hem met sleden volgden werd door Mac Clure en zijne gezellen met een uitbundige vreugde begroet. Men schaarde zich om den nieuw aangekomene, zelfs de zieken verlieten hun legersteden en sleepten zich op het verdek voort om hunne redders de hand te drukken en het verhaal van den luitenant te aanhooren. Deze zeide dat zij door het gouvernement waren uitgezonden om Franklin op te sporen, en dat zij op het eiland Melville, waarbij zij het anker hadden geworpen, de documenten van Mac Clure vonden en dadelijk eenige mannen hadden uitgekozen om dezen op te zoeken. ‘Gij zult mij vragen,’ zoo besloot de moedige luitenant zijn verhaal, ‘waarom ik zoo zwart zie als een neger; het meerendeel der onzen heeft zich het aangezicht zwart gemaakt, omdat wij dit als een uitmuntend middel hebben bevonden tegen de koude.
Er werd besloten dat Mac Clure en de zijnen zich op de pas aangekomen schepen zouden begeven. Het vaartuig van Mac Clure werd stevig geankerd, de deuren en luiken zorgvuldig gesloten en de bemanning nam de reis met de sleden aan. Zij hoopten nog in hetzelfde jaar Engeland weder te zien, maar de Zomer van 1853 was zoo ongunstig, dat zij eerst in 1854 door de Baffinsbaai de terugreis naar het vaderland konden bewerkstelligen. Tot belooning schonk het Parlement aan deze zeelieden den prijs van 250,000 gulden, die aan de vinders van Franklin was uitgeloofd.
Met deze reis zijn de tochten naar de Noordpool nog niet geëindigd. Nog worden expedities toegerust, om in het belang der wetenschap met de wreede natuur der noordelijke ijszeeën te gaan kampen, en wanneer voor al de groote opofferingen, die daaraan ten koste gelegd worden, de wetenschap eene kleine overwinning behaalt, zoo doet deze de begeerte naar meer zegepralen met vernieuwde kracht ontwaken.