Onze gravuren.
De engelsche genre-schilder Frith heeft bij de behandeling van een zeer alledaagsch onderwerp een kleinen zweepslag weten te geven aan de ijdelheid, die het zich met beuzelingen druk maakt. Bij den ruimen voorraad van keurig en kakelbont schoeisel zijn de personen, welke zich op zijne schilderij vertoonen, nog al tamelijk ingespannen, ten einde na lang en berekend uitzoeken, klaar te komen met de beslissing aangaande een bagatel. Het uitkiezen en het aanpassen schijnt een taak van gewicht, waartoe echter de kleine, die er eigenlijk het meeste belang bij heeft, zich slechts onwillig leent.
De tegenstribbelende kleine geeft er bij het vervelende aanpassen weinig om, welk fatsoen of welke kleur eindelijk het beste, dat wil hier zeggen, het meest geschikte om er meê te pronken, zal bevonden worden, en zou veel liever door de kamer rondhuppelen zonder schoenen, dan daar op de tafel in gedwongen positie te wachten, totdat er aan het overleggen, het wikken en wegen omtrent eene nietigheid een einde komt. Doch aan dat kinderlijk verlangen om er af te zijn, wordt geen gevolg gegeven en men blijft uitzoeken en afkeuren, nogmaals afkeuren en uitzoeken. De ijdelheid, welke zoo gaarne iets bijzonders heeft, om er meê te pralen, slooft zich af om dat te vinden, wat volkomen naar haar smaak is, hetgeen toch nooit gelukt.
't Is intusschen een aangenaam tafereelije dat de schilder ons biedt; hij heeft het huiselijk leven goed bestudeerd en getrouw weêrgegeven.
Voor den beminnaar van 't natuurschoon is 't een waar genot aan de groenende boorden der rivier te wandelen of onder den regelmatigen slag der roeiriemen haar effen waterspiegel te doorklieven. De vroolijke stroom oefent op den mensch eene onwederstaanbare aantrekkingskracht uit, hetzij hij met verrukkende oevers pronkt of zijn nederigen loop tusschen weilanden en beemden tracht te verbergen.
Hoe dichter men evenwel den oorsprong nadert, hoe schilderachtiger tafereelen de stroom oplevert.
Daar speelt hij in al de dartelheid zijner jeugd. Nu eens kronkelt hij vreedzaam aan den voet der rotsen of verbergt zich onder 't lommer van eeuwenheugende bosschen, dan weêr stroomt hij met geruisch over het grove kiezelzand of stort zich met onstuimigheid van de rotsen neder, en laat het zonlicht met duizend kleuren zich in het uiteenspattend schuim weêrkaatsen.
Op de gravure van pag. 292 verplaatst ons de teekenaar naar die streken, waar dergelijke natuurtafereelen geen zeldzaamheid zijn. Wil men ze beschouwen en bewonderen, men reize naar Duitschland en Zwitserland, waar men een rijkdom aantreft van schoonheden van dien aard. Tevergeefs wenscht men zich in onze gewesten daarin te verlustitigen. De nijvere en krachtige volksstam van ons vaderland heeft aan de natuur het voorrecht ontwrongen om naar willekeur natuurgezichten te scheppen. Hier stroomden vóór de prediking van 't Evangelie de rivieren door ongerepte wouden, vormden meren, en kenden geen grenzen voor haar oevers; maar onze vaderen hebben 't nuttige met het schoone vereenigd en in plaats van reusachtige bosschen en toomelooze wateren, lachen ons vruchtbare landouwen toe en zijn de stroomen de levensaderen der welvaart van onzen geboortegrond.
Vianden en zijne omstreken, welke dit gedeelte van het groothertogdom Luxemburg tot een oord voor menig aangenaam uitstapje maken, geven den landschapschilder ruime keuze ter beoefening van zijn genre. De schilder Walckiers heeft daarvan partij getrokken. De gravure, welke een gezicht op die plaats en zijn omtrek aanbiedt, vertoont op den achtergrond de bouwvallen van het kasteel der graven van Vianden; terwijl zich aan weêrszijden van de brug over de rivier de Our, welke de plaats in het oude en nieuwere stadsdeel scheidt, de huizengroepen voordoen, die door de ligging en den eigenaardigen bouw het min of meer origineele van den aanblik voltooien.
Het kasteel, welks kanteelen en spitsen, met klimop bewassen, zich nog fier verheffen op de tamelijk steile hoogte, is door meerdere ringmuren omgeven, die het, vereenigd met de door de natuur gebouwde rotswanden tot een geduchte sterkte maakten. Het inwendige van het gebouw beloont wel, om de bezienswaardigheden, die het bevat, de geringe moeite eener beklimming van het rotspad. In de kapel van het kasteel bevindt zich nog eene opening der vloer, waardoor men toegang verkrijgt tot de onderaardsche gewelven, welke volgens de overlevering, tot gevangenissen dienden en waar de opgeslotenen aldus de godsdienstoefeningen konden bijwonen. De ruime ridderzaal voert den bezoeker onwillekeurig met de gedachte in die oude tijden terug, toen de machtige graven van Vianden, met de aanzienlijkste huizen van Europa vermaagschapt, hier zoo menig beroemd en dapper vertegenwoordiger der ridderschap ontvingen. Het was eerst in het einde der vorige eeuw, dat Vianden in het bezit der hertogen van Nassau overging.