Pater Abraham à Santa Clara.
Door lezen genezen.
Ik zag eens in mijn droom een goeden ouden grootpapa, met een langen grijzen baard; aan zijn schouders waren vleugelen, op zijn hoofd droeg hij een zandlooper in plaats van een muts en in zijn rechterhand hield hij een zeis. Ge begrijpt, dat ik bij het zien van den ouden man nog al vrij vreemd stond op te kijken; 't meest echter verwonderde mij, dat er zoo vele lieden om hem heen stonden, die er hun plezier in stelden om den grijsaard te plagen.
Onder anderen zag ik een paar opgeschoten lummels, die den ouden heer met de ballen van een kegelspel op den rug speelden. Een ander sloeg hem met een bierkan zoodanig op het hoofd, dat ik mij nog niet kan begrijpen, hoe de zandlooper niet in duizend stukken werd gebroken. Een oude en een jonge juffer zelfs, verbeeldt het u eens, waren bezig den ouden sukkel met hombre-kaarten in 't gezicht te slaan. Kortom, de grijsaard had razend veel te lijden van een heelen hoop leêgloopers.
Ik wilde van deze historie het mijne weten, en eindelijk vernam ik dat de oude papa ‘Tempus’ d.i. ‘De Tijd’ heette en door de onbedachtzame Adamskinderen zeer dikwijls op een manier behandeld wordt, die alles is, behalve zooals het behoort.
Vandaar komt het, dat men zoo dikwijls hoort zeggen: laat ons tot tijdverdrijf een uurtje kegelen; laat ons tot tijdverdrijf een kan bier drinken. ‘Mevrouw,’ zegt een of ander nufje, ‘ik heb volstrekt geen lust, om iets te doen; we moesten, om den tijd door te komen van avond tante Die, mevrouw Zus en jufvrouw Zoo verzoeken, he! vindt u dat niet goed om den tijd te passeeren: eerst wat praten (de hemel weet over wie en wat) en dan een kaartje leggen.’
Goede menschen, ik heb er niets tegen, dat ge voor uitspanning eens kegelt, kaart speelt of een glas bier drinkt. Maar vergeet toch nooit, dat de tijd kostbaar is en dat gij uw ledigen tijd zeer nuttig en degelijk kunt besteden door in een goed en leerzaam boek te lezen. Denkt aan hetgeen de H. Ambrosius zegt: ‘wanneer wij bidden, dan spreken wij met God, doch wanneer wij goede en geestelijke boeken lezen, dan spreekt God met ons.’
De H. Paulus schreef kort voor zijn dood aan zijn beminden leerling Timotheus: ‘den reismantel, dien ik te Troas bij Carpum gelaten heb, breng mede als gij komt, zoo ook de boeken, vooral de perkamenten.’ De groote Apostel was dus een groot liefhebber van lezen en hij was overtuigd, dat de tijd te kostbaar is, om dien zonder iets te doen, te laten voorbijgaan.
Ja, de tijd is kostbaar. De vrouw in 't Evangelie vond den penning weder, dien zij verloren had, maar een dag, een uur, een oogenblik, dat voorbij is, keert nimmer terug.
De H. Augustinus werd bekeerd door het lezen van een geestelijk boek; de kamerdienaar der koningin Candaces las op zijn wagen den profeet Isaias, 't welk aanleiding gaf, dat hem Philippus, op bevel eens engels, de woorden van den profeet uitlegde en hij zelf een kind der zaligheid werd.
In het jaar 1355 ontstond een nieuwe religieuze orde, die in 1369 door Paus Urbanus V werd goedgekeurd en bevestigd. Deze orde, wier leden Jesuati S. Hieronymi genoemd werden, had aan een edelman van Siena, Joannes Columbinus geheeten hare stichting te danken, welke op de volgende wonderlijke wijze plaats vond.
Op zekeren dag kwam de edelman na het verrichten zijner bezigheden tehuis en daar het tijd was om te eten, begeerde hij dat men onmiddellijk de tafel zoude dekken en de spijzen opbrengen.
‘Mijn schat,’ antwoordde zijn vrouw, ‘ik heb het eten pas opgezet, het vleesch is nog niet gaar, het gebraad is zoo even aan het spit gestoken, ik heb zoo juist om salade gestuurd, enz.’
Hierover werd Columbinus zoo vertoornd dat hij het huis, de keuken, de kamer en alle hoeken met zijn geraas en getier vervulde; ja. 't scheelde zeer weinig of hij had Jupiter de bliksems uit de hand gerukt; hij had meer vuur bij zich, dan in den haard lag, zoo lat hij geen Columbinus maar veeleer een Serpentinns geleek; hij wen chte dat de droes het gebraad op een bok kwam weghalen, en 't scheelde niet veel of hij had zich aan zijn vrouw vergrepen.
De goede sloof wist niet, waarmede zij hem weder tot bedaren, zou brengen. Zij bad hem, toch niet lang vergramd te blijven omdat het koken zoolang tegenhield, beloofde zich zoo veel te haasten als haar mogelijk was, en om hem intusschen wat tijdverdrijf te bezorgen, gaf zij hem een legendenboek.
‘Beest,’ riep hij uit en smeet het boek met geweld tegen den grond; zij maakte zich daarom zoo goed zij kon uit de voeten, uit vrees dat het boek haar naar het hoofd zou vliegen.
Ondertusschen kwam Columbinus een weinig tot bedaren; hij nam het boek op, sloeg het open en kreeg toevallig het leven van de groote doch bekeerde zondares, Maria van Egypte, onder de oogen, door welks lezing hij zoozeer bedaarde en veranderde, dat hij van stonde af aan een anderen levenswandel begon, en zoodanige volmaaktheid bereikte, dat hij zooals boven gemeld is, de stichter werd eener Orde, groote wonderen verrichtte en als een heilige stierf. Zijn reliquieën worden in de stad Siena in groote eere gehouden en door het roomsche martyrologium is zijn naamsdag op den 31en Juli gesteld.
O! mochten alle menschen uit dit verhaal leeren, dat een lezer een lofwaardig aanhoorder van God is, en dat hij aandachtig behoort te luisteren naar hetgeen God in het lezen der boeken tot hem spreekt.
Wien is de wonderbare marteldood niet bekend van den H. Fermus? Vroeger was hij een der voornaamste inwoners der stad Bergamo, die bij den keizer in zeer hoog aanzien stond. Door Gods genade, die zelfs uit de steenen kinderen Abraham's kan doen geboren worden, wist hij zich echter ook schatten voor den hemel te garen, liet zich doopen en werd een Christen.
Toen zulks keizer Maximianus ter oore kwam, zond hij eenige soldaten van Milaan naar Bergamo om Fermus gevangen te nemen en geboeid voor hem te brengen. Deze soldaten ontmoetten Fermus terwijl hij in zijnen tuin wandelde. Zoodra deze hen zag, vroeg hij hun onbeschroomd: ‘wien zoekt gij?’ ‘Wij zoeken Fermus,’ antwoordden zij, ‘die Christen is geworden.’ ‘Hier ben ik,’ antwoordde de heldhaftige martelaar, ‘bindt en boeit mij, doet verder met mij wat ge wilt, voor Christus wil ik alles verduren.’
Wat had dezen christenheld met zulk een moed en kracht uitgerust? Niets anders dan de vrome lezing van 't Evangelie van Mattheus, waarin hij deze woorden had aangetroffen: ‘Zoo iemand mijn leerling wil zijn, hij verloochene zich zelven, neme zijn kruis op en volge mij.’
DOOR LEZEN GENEZEN.
Dismas, de moordenaar die wegens zijn misdaden te gelijk met den schuldeloozen Heiland op Calvarië aan het kruis werd gehecht, bekeerde zich op 't eind zijns levens en werd een kind der zaligheid. Wat was echter de oorzaak zijner bekeering. ‘Hij werd,’ zegt Arnoldus Carnotensis, ‘door het lezen genezen.’ Want het hoofd en de oogen opbeurende las hij boven het kruis des Heeren het opschrift: ‘Jezus van Nazareth, koning der Joden.’ Hierdoor werd zijn hart verlicht en hij riep uit: ‘Heere, als gij in uw koninkrijk zult gekomen zijn, wees dan mijner genadig.’
Daarom, mijn goede vrienden, denkt er wel aan, dat in een goede en heilige lezing een zeer groote schat verborgen ligt. Gebeurt het u dus al eens dat uw inwendig horloge een beetje van streek is, zoek uw verzet dan niet in de herberg of buitensporige vermaken, maar neem een nuttig en goed boek ter hand. Gij zult er dikwijls een heerlijker banket in vinden dan op den rijksten maaltijd. Gij zult er het Manna boven het egyptische knoflook leeren schatten en door de veredeling uws harten grooter wellusten en vermakelijkheden genieten, dan Sardanapalus, Caligula en Nero in al hun woest en ongeregeld leven.