Een freule
van achtbaren leeftijd, doch die er graag nog zeer jong uitzag, had een nieuwen huisknecht gekregen. Eenige dagen na zijne komst zeide zij op een morgen: ‘Barend, tot half een ben ik voor niemand tehuis, ik ga toilet maken.’
Tegen twaalf uren wilde een der huisvrienden haar een bezoek brengen.
‘De freule heeft gezegd dat zij voor u niet tehuis is,’ sprak de knecht, ‘zij gaat.....’
‘Koffie drinken, waarschijnlijk,’ zegde de huisvriend.
‘Neen, Mijnheer, neen,’ hernam de knecht, ‘zij gaat.... zij gaat;... drommels ik kan het woord niet meer vinden, Mijnheer.’
‘Kunt gij het dan niet op eene andere manier zeggen?’
‘Ja wel, mijnheer, heel goed: ‘de kamenier is bezig met de freule tanden in den mond te zetten en hare wangen en wenkbrauwen wat op te kleuren.’