benoodigdheden der duikers gezorgd door den ondernemer, die een groote tent bewoont, tevens tot winkel of magazijn ingericht. Daar bevindt zich het kantoor; daar kan men zich allerlei benoodigdheden verschaffen, als levensmiddelen, gemaakte kleederen, wolle dekens, verschillende manufacturen, enz. De kalanten van dien bazar betalen met paarlen.
Zoodra voor de huishouding is gezorgd, wordt aan den arbeid begonnen.
Volgens traditioneele bepaling wordt op den 3n Mei de plechtige opening van het visscherij-seizoen gevierd. Gedurende de eerstvolgende dagen hebben slechts duikingen tot geringe diepte plaats; want de arbeider moet eerst nog weder tot zijn onderzeesch werk gestaald, de ademhaling gesterkt, het oog geoefend worden. Bij deze eerste indompelingen gebeurt het niet zelden, dat den duiker, als hij weder bovenkomt, het bloed uit neus en ooren stroomt, doch na eenige herhalingen heeft dit niet meer plaats.
De arbeid wordt nu geregeld en verdeeld. De gunstigste tijd van den dag is van 8 ure in den morgen tot 1 ure des namiddags, wijl alsdan de diepte het helderst verlicht is.
De duikers begeven zich alsdan in groepen, waarvan elk een kano bekomt, aan het werk; de patroon heeft een ieder zijn post aangewezen en de werkuren vastgesteld. Te gelijk loopen de kano's in zee en de bemanning gaat die plaatsen opsporen, waar volgens berekening, de rijkste opbrengsten kunnen behaald worden.
Met een stok van hard hout gewapend, die een halven meter lang, aan beide uiteinden met ijzeren punten beslagen is, springen alle duikers te gelijk over boord en verdwijnen bijna op hetzelfde oogenblik in de diepte. De stok dient tot het loshaken van de parelschelpen en ter verdediging tegen onderzeesche vijanden, als haaien, inktvisschen en dergelijke gedrochten. Een draaiende golving, een woelende opborreling wijst nog aan, waar de groep duikers de oppervlakte van het water heeft gebroken om tot de schelpbanken af te dalen, en ziet, soms nog vóór het watervlak weder effen is geworden, komt daar een nieuwe opbruising en roering verwittigen, dat de parelvisschers weder bovenkomen, om weldra dezelfde indompeling te herhalen. De duiker, op den bodem der golf aangeland, onderzoekt snel de scheuren, kloven, verzakkingen en spitsen der rotsen, waaraan de schelpen zich hechten; hij breekt gezwind de schelpen los en bergt ze in den zak, dien hij om het lijf heeft gehangen. Spoedig wordt nu de terugtocht aanvaard, in een ommezien is hij weêr uit het eene element tot het andere gestegen, uit het water in de vrije lucht. De duiker schept weêr ruimer adem en schudt den zak met schelpen bij zijn eigen voorraad. Ieder der arbeiders toch legt zijn behaalden buit op eene bijzondere plaats van den kano neder. De opgevischte schelpen vormen aldus verschillende hoopen van ongelijke grootte, naar gelang van de geoefendheid des arbeiders en de min of meer rijke bank, welke hij getroffen heeft. Het zien van de ongelijkheid dezer stapels is een machtige spoorslag voor de duikers om al hunne krachten in te spannen. De wedijver komt in het spel; men springt en buitelt en duikt en daagt weder op, telkens met de grootst mogelijke vangst beladen. Gezwindheid, behendigheid is hier voordeel; daarbij de zee schijnt het element der duikers. Bewonderenswaardig is de vlugheid en de volharding, waarmede de parelvisschers hun bedrijf uitoefenen; ontelbaar zijn de indompelingen van elken dag, en zulks duurt maanden lang. En toch schijnt met iedere nieuwe duiking hun vlijt, hun moed en opgewektheid te stijgen. Niet enkel door winstbejag gedreven, maar, als ware het een uitspanning, ploffen zij in de diepte.
Lager dan 10 à 15 meter onder den waterspiegel daalt de duiker gewoonlijk niet neder; enkele der geoefendste visschers gaan soms tot eene grooter diepte, van 20, ja zelfs 30 meter. Bevreemdend is het, hoe zij de geweldige drukking der watermassa verduren en zoo onbeschroomd de dreigende gevaren trotseeren, want hun bedrijf is dagelijks, ja bijna ieder uur met gevaren verbonden. De golf, waarin zij hun beroep uitoefenen, is niet enkel rijk aan parelschelpen, maar wordt tevens druk bezocht door haaien en andere zeegedrochten.
Bij helder weder en kalme zee bespeurt de duiker den bloeddorstigen vijand reeds in de verte en heeft dus den tijd, om hem te ontkomen, doch bij bewolkte lucht, wanneer het gebroken licht verschillende weerkaatsingen in de diepte vormt, is het gevaar dreigender en soms noodlottig De haai, met buitengewone snelheid naar zijne prooi zwemmende, doet zijn aanval niet in de diepte; hij blijft nabij de oppervlakte, op de loer. Wanneer de duiker het vreeselijk dier bespeurt, dat misschien reeds menig kameraad heeft verslonden, legt hij zich plat op den bodem en woelt met de handen het slijk op, om het water troebel te maken. Het losgewoelde slijk stijgt op, en de troebele waterkolom die hierdoor ontstaat, verjaagt den haai. De parelvisscher is uit zijn doodsgevaar gered.
Geduchter vijand nog dan de haai ontmoet de duiker in een visch van slechts 6 à 8 duim lengte, door hem ‘lupon’ genaamd. Dit dier behoort tot de stekelvinnigen; twee scherpe vergiftige stekels, nabij den bek, maken hem bijzonder gevaarlijk en zijn verblijf tusschen de zeeplanten op den waterbodem, welken de duiker moet doorzoeken, doen de ontmoetingen veelvuldig voorkomen. Wanneer het den duiker niet gelukt dien visch met zijn werktuig te dooden, dan loopt hij gevaar door de giftstekels van het dier verwond te worden. De pijnen, welke zulk een verwonding veroorzaakt, moeten vreeselijk zijn en door alle leden dringen. Het tegenmidde 1, dat bij zulk een geval wordt aangewend, is gloeiende suiker, op de kwetsuur te laten druipen of dichtbranding van de wonde met een vuurkool of tonder. De pijnen houden gewoonlijk twee dagen aan en worden door een hevige koorts vergezeld.
De overige zeemonsters, als zeeëgels, inktvisschen, maken den duiker minder bevreesd; hij behandelt ze met verachting en weet ze op eerbiedigen afstand te houden.
Wanneer de middag aangebroken is, duurt de arbeid niet lang meer en met zijn buit beladen trekt de parelvisscher naar de kampplaats. Nu begint de koop en verkoop, nu is er markt. Elk arbeider begeeft zich met zijn voorraad schelpen naar het huis of de tent van den ondernemer, ook wel gouverneur genoemd. Daar wordt de opbrengst van den dag op het oog in tweeën verdeeld, over de eene helft beschikt de gouverneur, de andere is voor den arbeider.
Laatstgenoemde opent met een mes eerst de schelpen van zijn patroon en de daarin gevonden paarlen worden dezen toegerekend volgens een bedongen prijs, die reeds vroeger, bij het vaststellen der voorschotten, in den roes bepaald werd. Aan geen ander dan aan den patroon mogen deze paarlen verkocht worden; daarmede worden de voorschotten en later gemaakt schulden afbetaald.
De paarlen, door den stapel van den duiker afgeworpen, kunnen door den ondernemer gekocht worden, die steeds, naar oud gebruik, het recht heeft om het eerste bod te doen. Na veel dingen en beknibbelen wordt men het eindelijk eens; de koop komt tot stand en wordt met baar geld afgehandeld. Doch er heeft ook wel ruilhandel in dat geval plaats; alsdan ontvangt de duiker voor zijn schat werktuigen, levensmiddelen of nieuwe voorschotten. Van de oude gewoonte, die den ondernemer alleen het recht toekent met de duikers te handelen, wordt geen stroobreedte afgeweken; de gouverneur laat zelfs in zijn kamp geen enkelen persoon toe, die paarlen zou willen aankoopen of de arbeiders zou kunnen inlichten omtrent de waarde van de opbrengsten. Hij speculeert zonder concurrentie.
Gelijk te begrijpen is, gaat die parelhandel tusschen patroon en arbeiders niet altijd even vriendelijk; menig geschil ontstaat daarbij en om deze te vereffenen, wordt door de gemeente-overheden der havenplaatsen voor zulke gevallen een scheidsrechter aangesteld. Deze rechter heeft gedurende het visscherij-seizoen zijn standplaats op een der Armada-eilanden, waar hij over de geschillen, die voor zijne vierschaar gebracht worden oordeelt, en zonder veel omhaal uitspraak doet.
Onder de arbeiders bevinden zich vaak geslepen gasten, die zeer wel weten te berekenen, hoe zij het meest uit hunnen schelpenbuit kunnen maken; zij verkoopen niet anders dan tegen baar geld. Spaarzaamheid is echter hun hoofddeugd niet en hetgeen zij verdienen, al bedraagt het ook honderden dollars, blijft niet zelden voor een groot gedeelte in het kamp. De duiker, wien een rijken schat van parelen te beurt gevallen is, en die een flinke spaarpenning zou kunnen bezitten, verteert nog al eens het gewonnen geld in onnoodige zaken of jaagt het er door met spel en drank. Zulks is juist koren op den molen van den ondernemer, die aldus zijne levensmiddelen en andere goederen tegen hooge prijzen slijt Zoo blijven vele duikers bij hem in schuld; want de schulden, die met het einde van den vooraf bepaalden termijn niet zijn afgedaan, leggen den schuldenaars de verplichting op om het volgende jaar bij denzelfden patroon weder dienst te doen. Het gebeurt echter ook wel, dat de schuldenaar met een anderen patroon een overeenkomst aangaat en deze betaalt dan het tekort geblevene; hiertoe wordt altijd de toestemming van den eersten schuldeischer gevorderd.
Een nog al veelvuldig voorkomende ruilhandel of liever hazardspel heeft voor den ondernemer bijzonder voordeelige gevolgen. Bij het dagelijksch verdeden van de opgevischte schelpen stelt de duiker, voordat hij zijn gedeelte onderzocht heeft, den gouverneur voor, den stapel op risico over te nemen tegen het een of ander geldstuk, eene hoeveelheid wijn of snuisterijen zonder waarde. Hoe voordeelig die ruil soms voor den kooper kan uitvallen bewijzen wel de volgende beide staaltjes. Eens werd voor een stuk kaas, een andere keer voor een handvol vijgen een stapeltje schelpen afgestaan, waaronder er zich bevonden, die paarlen van zoo groote waarde bevatten, dat zij meer dan duizend dollars elk opbrachten.
Het einde van het visscherij-seizoen valt in het begin van October, en wel omdat alsdan het water in de diepte zoo koud wordt, dat de duiker niet meer kan arbeiden. Van oudsher is de 4e October als de dag van het opbreken der kampeering vastgesteld. De ondernemer scheept den overgebleven voorraad van zijn magazijn in, alsmede de ledige schelpen, die nog waarde hebben en welke hij volgens gewoonte, als zijn aandeel beschouwt, waarop niemand voorts eenige pretentie maakt. Men vaart terug naar de plaats, waar de kano's zijn uitgerust; doch de eigenlijke paarlenmarkt is La Paz, waar sinds jaren die handel door europeesche huizen wordt gedreven.
De volgende statistiek aangaande de californische parelvangst loopt over het jaar 1870.
De ondernemingen waren ten getale van 11 en het aantal arbeiders, welke daarbij dienst deden, bedroeg 581; de grootste exploitatie voor het huis Hidalgo en Co. te La Paz gaf aan 227 duikers arbeid; de kleinste slechts aan 17.
De waarde der gezamenlijke vangst bedroeg aan paarlen 62,500 dollars en aan schelpen 25,500 dollars.
De totale opbrengst der parelvisscherij was 88,100 dollars.