Eene episode uit den amerikaanschen oorlog.
Nu Engeland eindelijk, na jaren weifelens er toe is overgegaan, om zijne met Amerika hangende quaestie door bemiddeling van scheidsrechters tot een oplossing te brengen en nu de grootte der geëischte voldoening, zooals zij door de nieuwsbladen de rondte doet, gelijkstaande met de oorlogsschatting, die Frankrijk betaalt, den grooten amerikaanschen burgeroorlog weêr ter sprake brengt, willen wij onzen lezers, eene episode verhalen uit dien krijg met zijne geduchte lotsverwisselingen.
Vooral ter zee was het dat het Zuiden aan het Noorden bloedende wonden sloeg door met weluitgeruste kaperschepen de handelsvloot van het Noorden te bestoken en zoo den handel te vernietigen.
Onder deze kaperschepen deden de Sumter en later de Alabama, op welke bodems kapitein Semmes achtereenvolgens bevel voerde, het meest van zich spreken. Zes en dertig chronometers, tropeeën van genomen schepen, tooiden de kajuit van de Sumter, toen zij eindelijk aan den ingang van het Kanaal haar meerdere vond.
Door den president Jefferson Davis van kaperbrieven voorzien, had kapitein Semmes een handvol stoutmoedige mannen om zich verzameld, en, met den stoom in zijn dienst en elken windstoot zijn volle zeilen gunnende zwierf hij langs het beweeglijk vlak der wateren, nam in den Indischen Archipel eene rijke lading weg, vloog het bericht er van vooruit en vatte post voor het Kanaal of de straat van Gibraltar, altijd spiedende naar de amerikaansche vlag, de starren en strepen aan den mast. Geen wonder dat er naijver bestond onder de immer op nieuw verschalkte bevelhebbers van de oorlogsvloot van het Noorden; dat ieder voor zich er naar brandde den kaper te ontmoeten en een einde te maken aan dezen smaad, aan dien rampspoed voor 't Noorden.
Nog voerde kapitein Semmer bevel op de Sumter. 't Was tegenover de oorlogschepen van 't Noorden een nietig vaartuig, oorspronkelijk niet ten aanval maar voor den handel gebouwd. Door stoom voortgestuwd werd het op alle zeeën gezien, als het spookschip, waarvan de zeelieden de fabelen bewaren, maar voor die het zochten, was het nimmer te grijpen, nimmer te genaken. Ten laatste vond het echter zijne partij in de Irokees, een oorlogschip van 't Noorden, dat, eene grootere snelheid bezittend dan de Sumter, het kaperschip van haven tot haven met het geduld der verbittering was gevolgd en eindelijk, na weken zoekens op den onmetelijken Oceaan, zijn vijand aantrof.
Als de vos, die, in zijne nachtelijke rooftochten gestoord, een oogenblik luistert naar het bassen der zijn spoor volgende honden, en uit die machtige stemmen zijn doodvonnis opvangend, met snelle sprongen naar zijn schuilplaats vliegt, zoo zocht het benarde kaperschip zijn toevlucht op het fransche eiland Martinique in de West-Indiën en 't werd tijd ook; de kolen waren zoo goed als verbruikt en terwijl men ter reede hare ankers liet vallen, rees de Irokees in de verte dreigend uit de golven. Zoo groot was de verbittering van den gezaghebber van dezen bodem, dat hij, onder de fransche batterijen het kaperschip zou hebben aangevallen, ware het niet dat het fransche advies-jacht Acheron boord aan boord met den Sumter ankerde.
Toen den gouverneur van Martinique de woede van den kapitein ter oore kwam haastte hij zich, hem, naast de aanbieding der goede diensten van de kolonie, met de uiterste hoffelijkheid mede te deelen, dat hij de wetten, waaraan beschaafde natiën bij den oorlog ter zee zich gebonden achten, ook in dit geval onderhouden wenschte te zien. Deze wetten schrijven ouder anderen voor, dat, indien twee vijandelijke oorlogsbodems elkander in de wateren van een onzijdigen staat ontmoeten, zij zich minstens drie mijlen. van de kust eene kampplaats moeten zoeken of dat, wanneer zij in dezelfde haven van een onzijdigen staat binnenvallen, de een niet dan 24 uren na het vertrek den ander mag volgen.
Daar de Irokees zich met hare tegenpartij in het laatste geval bevond, verkoos zij liever dadelijk het ruime sop en daar haar vijand af te wachten, dan zich door te blijven in zijne vrijheid van beweging belemmerd te zien.
Na eenige dagen aan hare uitrusting besteed te hebben, ontstak de Sumter de vuren weder, om van elke gunstige gelegenheid ter ontsnapping gebruik te kunnen maken. Terwijl zij zelf gedurig hare kolen