Zie, terwijl daar cabriolets, huurkoetsen, omnibussen, heeren met gekleurde vesten en vergulde horologekettingen, dames met barnsteenen koralen en groote oorringen elkander door de modderige en mistige straten voorbijsnellen, om eenig werk of vermaak op te zoeken; terwijl daarbinnen die prachtige huizen zoovele rijken zich nog in 't donzig bed rondwentelen, om eenigszins te bekomen van de weelderige vreugde van den vorigen dag, staat op de van morsigheid groene stoep een arme jongen bibberend van koude te wachten en klaagt wellicht aan de voorbijgangster, zoo deze niet te trotsch is hem met een blik te verwaardigen, zijn nood, dat het nog nooit zoo koud was behalve op dien dag, toen op den hoek der straat ginds die man doodvroor.
Welk een hard leven moet zich niet de jeugdige straatveger getroosten, om niet een dergelijken dood te ondergaan of van gebrek om te komen. En toch, hoe vol waarheid is het woord van een engelsch schrijver, als hij zegt, ‘dat de meeste voorbijgangers er wel aan denken, om het geluk te benijden van hen, die daar in hun weelderige woningen zitten te peinzen, hoe zij het geld in den modder zullen werpen maar het arme kind vergeten, dat door de armoê bijna gedwongen wordt, om het beroep van zakkenroller uit te oefenen.’
‘'t En is van heden niet, maar over duysent jaren,
Dat zich in rechte min twee jongelieden paren.’
Zoo zong eens vader Cats, en voorzeker, wie kan het betwijfelen, dat het H. Sacrament des huwelijks een der heiligste en noodzakelijkste banden is onzer maatschappij?
Gelijk er aan alles een begin is en alle beginselen moeielijk zijn, zoo wordt ook natuurlijk de plechtige huwelijksverbintenis door eene eerste kennismaking en huwelijksaanvraag voorafgegaan, die meermalen tot de penibelste oogenblikken in 't leven van den jongeling behooren. In onze gravure op pag. 197 is een dergelijke scène voorgesteld.
Men heeft sinds eenigen tijd eene nieuwmodische ‘meer en meer in zwang komende’ wijze uitgedacht om eene huwelijksaanvraag te doen, namelijk door de zoogenaamde huwelijksadvertentiën. Zoo heeft elke eeuw hare eigenaardige gekheden, en de gezegde nieuwmodische methode verdient zeker niet minder afkeuring dan die, welke voor een honderd jaar in eenige streken van ons vaderland gebruikelijk was, toen namelijk de jongelieden een omroeper met een bekken door het dorp zonden, om de trouwlustige meisjes op de zoogenaamde ‘vrijstermarkt’ bijeen te roepen.