Een tocht door de bergen.
Een reisje of reis langs flink gebaande wegen of zooals thans meestal het geval is, langs een zooveel mogelijk rechte en effene baan, in een voertuig, gewoonlijk in zijn vaart door geen beletselen van terrein en landstreek gehinderd, kan desniettemin lastig en soms gevaarlijk worden: toch is zulks niet te vergelijken bij hetgeen de reiziger op een tocht door de bergen, b.v. in Spanje, zooals op onze gravure aanschouwelijk wordt gemaakt, te duchten heeft. Het reizen in Spanje werd door sommigen, met vooroordeelen tegen het volk en de gesteldheid van dat land behebt, als toch reeds gevaarlijk voorgesteld wegens het aantal roovers, dat op bijna alle wegen zou moeten opdagen. Een gewone reis aldaar met een gewoon vervoermiddel, de postwagen of diligence, is reeds avontuurlijk genoeg, dan dat er nog rooverhistories ter vermeerdering van de verschrikkingen noodig zouden zijn. Spanje werd zoowel als Italië vóór dat de bandieten er door de gebeurtenissen der laatste jaren begunstigd zoo vreeselijk huishielden en nog houden, door bevooroordeelde schrijvers steeds als een rooverland aangewezen. Door onpartijdige vreemdelingen, die de zaken beschreven, gelijk zij ze bevonden, werd zulks echter niet beaamd. Thans echter, nu er ten gevolge der woelingen rooverijen gepleegd worden, welke de vroegere verhalen omtrent bandieten in de schaduw laten, worden de bandieten, door sommigen althans, die vroeger over dit thema niet uitgepraat konden raken, geen roovers meer genoemd.
Dan, het is over het gevaarlijke van een tocht in de spaansche bergstreeken, zonder ontmoeting van roovers, dat wij thans willen spreken. De postwagen, de diligence is het gewone vervoermiddel, dat zelfs nog min of meer als een aristocratisch voertuig beschouwd wordt. De Spanjaard toch weet aan alledaagsche zaken een zweem van deftigheid te geven, en ieder Spanjaard, heeft bij een vreemdeling, tot dezelfde klasse der maatschappij, zij het ook de laagste, behoorende, vergeleken, het voorkomen van een ‘grande.’ Een reis met de diligence is echter aldaar gansch iets anders dan bij ons; niet twee of hoogstens drie paarden trekken het gevaarte voort; maar een tiental of meer paarden en muilezels worden voor het kolossale rijtuig gespannen; met groote moeite en inspanning, met aanwending van alle krachten moet zulk een tocht worden begonnen en voortgezet.
De gravure in dit nummer zulk een diligence-reis voorstellend, is, gelijk die, welke in een volgend nummer verschijnt, en een reisongeluk, in dergelijke omstandigheden, schetst, een der vele teekeningen van den beroemden Gustave Doré. Hij toch heeft ook Spanje bezocht om daar verschillende eigenaardige gezichtspunten, typen en ontmoetingen met het hem eigen talent in afbeeldingen terug te geven. Deze gewrochten van Doré zijn van dien aard, dat het gevaarlijke en verschrikkelijke van zulk een tocht niet duidelijker, en men zou zeggen, uitvoeriger beschreven kan worden dan het daar geteekend is.
Wij zullen ons dus bepalen tot het aanstippen van die enkele opmerkelijke bijzonderheden, waardoor een postwagen-traject in Spanje zich onderscheidt.
Zulk een reis, het is reeds gezegd geworden, is geen uitstapje, maar een gevaarlijke tocht. Behalve den conducteur, mayoral en den voerman, zagal wordt nog een derde persoon vereischt, die als voorrijder fungeert. Dat onmisbaar personeel is gedurende den geheelen tocht druk in de weer om ter bestemder plaatse te kunnen geraken.
De mayoral is het hoofd van het triumviraat, dat geheel het span, gewoonlijk van acht tot veertien paarden en muilezels, onder zijn bestuur heeft; maar bij elken rit alle moeite moet aanwenden, om ze in stuur te houden.
De zoogenaamde ‘zagal’ de voerman, die als teeken van zijne macht zoo geen schepter, dan ten minste de in zijn klein gebied gezaghebbende zweep zou kunnen zwaaien, heeft echter geen van beiden. Hij is met een dunnen, lenigen stok, die, als hij hem niet gebruikt, bij wijze van degen aan den gordel wordt gedragen, als teeken zijner waardigheid voorzien. Dan niet enkel als teeken van zijne waardigheid is die stok hem steeds ter zijde; het span, dat onder zijn bestuur daar heen draaft, ondervindt zulks. Ten spoorslag, ter bespoediging van de reis en misschien ook wel eens uit gewoonte bedient hij zich van zijn voermansschepter, welke hem echter nog niet voldoende is gebleken voor de uitoefening van zijn druk beroep. Zijn druk beroep, want niet alleen de naam zagal dat, naar men wil, uit het arabisch afgeleid is en vlug beteekent, maar ook de wijze, waarop hij zijn voermanswerk verricht, maakt zijn werkkring een der meest bedrijvige en gejaagde, welke men zich denken kan. Gedurende de gansche reis is hij in bijna aanhoudende beweging; hij loopt en stormt en vliegt van het eene paard tot het andere van den eenen muilezel tot den anderen. Hij spoort ze aan, houdt en drijft ze op den rechten weg, doet ze weêr geregeld draven, wanneer het talrijke span in verwarring is geraakt. En dit is nog al eens het, geval ten gevolge van de gesteldheid des terreins en de meer of minder snelle vaart, waarin de verschillende, niet allen even vlugge, trekdieren zich bevinden. Dan komt den voerman zijn stok bijzonder wel te stade; hij zwaait en slingert dien over het voortjagende span en geeft aan elk der dravers hetgeen hij voldoende rekent voor het aan de gang houden van de vaart. Zijn stok is hem echter niet genoeg; hij tracht de rossen en langooren ook nog op andere wijze dan door slaan in draf te brengen, vooral wanneer een hoogte bestegen of een moeielijk punt gepasseerd moet worden. Hij tracht ze dan door gooien aan te sporen; hij is reeds vooruit geloopen, heeft langs den weg alle voor de hand liggende keisteentjes opgeraapt en werpt die naar de traagste of ongeregeldste van de dravers. Die steenworpen missen bijna nooit het verlangde effect en zijn een flinke aansporing welke vlugger werkt dan de stok. De ‘zagal’ schijnt den reiziger, die hem aldus werkzaam ziet, als een soort van clown toe, wiens vlugge, onverpoosde en dikwijls verrassende bewegingen en toeren niet zelden zijn lachlust moeten wekken. De vroolijke en bedrijvige voerman, voorkomend en dienstwillig voor de reizigers, is niet bang voor ongelukken, hij doet immers zijn best om de diligence in het spoor te houden en voor kantelen en omvallen te bewaren. De reiziger, ondanks het soms duizelige en schrikwekkende van de vaart, vergeet, of tracht te vergeten, wat de tocht gevaarlijks kan opleveren. Hij wordt daarin geholpen door de veelal schilderachtige, voor den vreemdeling zoo nieuwe en verrassende tafereelen van de streek, welke men doorrijdt alsmede door het aanhoudend en dikwerf opvroolijkend geroep van den voerman en van den conducteur, die telkens den een of anderen uitroep, grappige of spijtige gezegden bezigen, om de paarden en muilezels aan te wakkeren en in de gewenschte en noodige richting te sturen.