[Nummer 20]
Onze gravuren.
‘Hoe meer ik de menschen leer kennen,’ zegt zeker schrijver ‘des te meer bemin ik den hond.’ Wij meenen minder streng te moeten zijn en houden 't er voor, dat mensch en hond op verschillende wijze recht op onze liefde hebben. Van alle dieren toch is de hond het meest getrouwe, meest leerzame en aan den mensch 't innigst gehechte redeloos wezen. Zijn voor velerlei ontwikkeling zeer vatbaar instinct doet het dier aan den mensch ontelbare diensten bewijzen. De hond voert hem op jacht het wild te gemoet, bewaart zijne kudden, bewaakt bij nacht zijn huis en erf, is een trouwe leidsman voor den blinde, redt den door den sneeuw der bergen verdoolden reiziger; hij is een verzet en een speelgoed voor den rijke, voor den arme een troost en trouwe deelgenoot in zijn lijden.
Het instinct van den hond is verschillend naar gelang van het ras, waartoe hij behoort. Volgens Cuvier zijn er drie hoofdsoorten: waakhonden, patrijshonden en doggen. Tot de eerste soort rekent hij o. a, den hazewind en den hond van den St. Bernard. Tot de patrijshonden behooren de wolfshond, de poedel, de loophond, de brak, de dashond, de herdershond, de staande hond, enz. Onder de doggen rangschikt men den bulhond, den mops, den bastaardmops, vooral ook de engelsche en turksche hondensoort. Er heeft echter eene zoodanige verbastering der oorspronkelijke hoofdsoorten plaats gehad, dat de meeste honden, die wij aantreden, tot een gemengd ras behooren.
DE HOND NAAR EENE SCHILDERIJ VAN WIERTZ.
In 1863 had er te Londen eene tentoonstelling van honden plaats, waarop niet minder dan 1,700 verschillende soorten aanwezig waren. Sommige exemplaren dezer geëxponeerde hondenwereld werden voor de fabel achtigste prijzen verkocht. Zoo betaalde men o.a. Voor een dashond de som van 37,500 franken. Een hond aan lord Stamford toebehoorende, werd voor 3,500 franken verkocht. Een King-Charles gold 500 pond sterling. In 't zelfde jaar had een dergelijke tentoonstelling te Hamburg plaats. Een voshond, Nettler genaamd, werd er voor 25,000 fr. verkocht; een wolfshond van hongaarsch ras, een hazewind aan den kroonprins van Pruisen toebehoorend en een klein engelsch hondje werden te zamen voor ongeveer vier duizend florijnen verkocht.
Hoezeer het instinct van den hond voor ontwikkeling vatbaar is, bewijzen dagelijks de gezellige kunstjes waarmeê die huisvrienden ons den ledigen tijd helpen veraangenamen en wanneer men den gedresseerden poedel, bijv. in een honden- en apenspel ziet, die in de uniform van tamboermajoor zich op zijn achterpooten zet, aan een draaiorgel draait zonder eenig verlangen naar den feestdisch te laten blijken, rondom welken zijne makkers geschaard zitten en die daarna domino speelt of eenige cijfers tot een bepaald jaartal weet samen te voegen, dan zouden zulke wonderbare toeren u bijna aan een zeker hondenverstand doen gelooven.
Over het instinct der honden zijn, even als over zoo menig andere min of meer geheimzinnige zaak, door philosofen en sofisten de zonderlingste paradoxen geboekt, en een duitsch schrijver verzekert in vollen ernst, dat ‘de graad der hondenontwikkeling de beste toetssteen is voor de meerdere of mindere volkomenheid der intellectueele ontwikkeling van een volk.’ Dezelfde geleerde is van oordeel, dat een groot aantal honden een onfeilbaar kenteeken is van maatschappelijke welvaart en daarom verheugt hij er zich over, dat er in 't intelligente Pruisen zoovele honden zijn. Als intusschen waarlijk grond is voor den schimpnaam: ‘chiens de Prussiens,’ waarmeê de Franschen vooral sinds den laatsten tijd de Pruisen zoo gaarne betitelen, dan moeten de intelligentie en voorspoed in 't nieuwe keizerrijk wel verbazend groot wezen.
Het hondenportret, dat ons de schilder Wiertz in bovenstaande gravure te zien geeft, is evenmin 't afbeeldsel van een duitschen bulhond of valschen engelschen dog, als dat van een wuft fransch of bologneesch