ligen Stoel van al zijne bezittingen. De H. Vader is daartoe verplicht door zijne strenge plichten, als bestuurder van het erfgoed van den H. Petrus en door zijne plechtig gezworen eeden het te bewaren, te verdedigen en steeds weder in bezit te nemen. Hij is voorts daartoe verplicht door de noodzakelijkheid, om zijne waardigheid op betamende wijze op te houden en te voorzien in de groote uitgaven, welke, zooals iedereen weet, daaraan verbonden zijn, niet minder ten dienste der geloovigen als tot welzijn van den godsdienst. Bijna gansch en al, de andere middelen, om die te bestrijden verloren hebbende, kan de H. Vader ook om deze reden nog, niet verstoken blijven van de hulpmiddelen, welke hij ten minste zou kunnen vinden in het behoud van al zijne bezittingen, waarop hij buitendien het ontegensprekelijkste en oudste aller rechten heeft. Deze nota eindigende, verzoekt de kardinaal Gonsalvi Uwe Exc. ze zoodra mogelijk aan uw verheven souverein te willen voorleggen....
Pius VII was nauwelijks te Rome teruggekeerd, of hij deed zijne stem ten gunste van de vervolgden en verlatenen, even als vroeger, in zijn gevangenschap en steeds in alle omstandigheden, nogmaals vernemen in betrekking tot de zoozeer verguisde orde der Jezuïeten, welke door de vijanden der Kerk bijzonderlijk werden belaagd. Ondanks het geschreeuw en de lasteringen eener gefingeerde openbare meening besloot hij hen hun vroegeren eervollen rang weder te doen innemen. Hij vaardigde in Augustus 1814 eene bulle uit, waarbij de orde der Jezuïeten hersteld werd. Deze tijding was voor de soms, vooral ten hunnen opzichte, zoo ondankbare maatschappij een vreugdevolle aankondiging en het weder glansrijk optreden dezer miskende, maar verdienstelijke religieusen werd met blijdschap begreet.
Toen de Paus zich op den dag der afkondiging van de bulle, uit het Quirinaal naar de kerk del Gesù begaf, waar de afkondiging plaats had, hoorde men alom vreugdekreten weêrklinken, de menigte stroomde van alle zijden toe, om bij de heugelijke voorlezing tegenwoordig te zijn en dezelfde dichte opgetogen menigte begeleidde vervolgens nogmaals Pius VII, toen deze naar zijn paleis terugkeerde, juichend over hetgeen er geschied was. Het feit was dan ook van groot gewicht; een orde, wier werkkring een der veelzijdigste en uitgebreidste is, was weder in haar vorigen luistervollen rang hersteld geworden.
Op een dag der volgende maand werden de kardinalen door den Paus tot eene plechtige vergadering bijeengeroepen, waarin hij tot het H. Collegie eene allocutie richtte, vooral betreffende feiten, welke sedert zijne gevankelijke wegvoering uit Rome tot aan zijn terugkeer in de Eeuwige Stad plaats hadden gegrepen.
Hij herinnerde hierin de tijden van vervolging en gaf een eenvoudig maar treffend verhaal van de tooneelen van godsvrucht, door hem aanschouwd, toen hij als gevangene de provinciën van Italië en Frankrijk doortrok. Hij zoude van de steden, dorpen en elk gehucht in 't bijzonder dankbaar willen gewagen, indien de beperktheid van een allocutie zulks toeliet; maar hij kan niet geheel en al onvermeld laten de Genueezen, Milaneezen en bewoners van Piëmont, die openlijk, als 't mogelijk was, en bedektelijk, als het geweigerd werd, naar Savona kwamen reizen om den Paus alle mogelijke blijken van offervaardigheid en genegenheid te brengen. En in Frankrijk, daar heeft hij, bij de edelmoedige zorg en belangstelling, hem door de geloovigen betoond, gevangenschap en lijden vergeten.
‘God,’ zoo sprak Pius VII ‘heeft vergund, dat Wij aanschouwers en getuigen, van zoovele deugden waren........ Vanwaar toch kon de gerustheid Onzer ziel, ja, die blijmoedigheid, welke Wij te midden der ontberingen, ballingschap en gevangenis ondervonden, voortkomen dan van de hemelsche ontferming, die Ons in elke wederwaardigheid steunde en troostte? Wie heeft de edelmoedige harten der Spanjaarden opgewekt, zoodat zij, onvoorbereid naar de wapenen grijpende, den vijand, die reeds hunne steden en sterkten bezet had, hebben aangevallen en na bloedige gevechten over hunne grenzen teruggedreven? Wie heeft een verbond tusschen machtige souvereinen, de gewenschte eindiging der schrikkelijke oorlogen, en den ondergang van den hooggestegen man beschikt, geleid en bespoedigd, zoo niet de God der legerscharen?’
De Paus richtte vervolgens een dankgebed tot de H. Maagd, de H. Apostelen Petrus en Paulus, die hem in zijne droefheden hebben bijgestaan, alsook aan de martelaren Sylverus en Martinus zijne voorgangers op den Stoel van Petrus, wier moed hem heeft gesterkt. Sylverus was veroordeeld geworden, den hongerdood te sterven op het eiland Elba. Martinus was naar Constantinopel gevoerd, aldaar geketend te gelijk met den cipier, door de straten gesleurd, opdat het grauw zijn ter doodveroordeeling zou kennen. Aldus bracht de Paus den marteldood zijner voorgangers in het geheugen terug, als om zijne gevangenschap van weinige beteekenis te doen beschouwen. Steeds bemerkt men; bij Pius VII een geringschatting van eigen verdiensten, een nederigheid, op treffende wijze in oefening gebracht.
Kort na zijne aankomst te Rome smaakte de Paus eene innige vreugde, daar hij zich in de gelegenheid gesteld zag weldadig te kunnen zijn voor eene gevallen dynastie, wier hoofd zijn vervolger geweest was; de napoleontische familie heeft veel aan hem te danken, hij verhief zelfs, om van een enkel voorbeeld te gewagen, den broeder van Bonaparte, Lucien, tot prins van Canino, hetwelk voortaan een der kleine vorstendommen uitmaakte.
Pius VII had bij zijn terugkomst de gelukwensching der katholieke vorsten en zelfs van niet katholieke souvereinen ontvangen; over een zelfden toestand van rust en orde als vroeger mocht hij zich verheugen. Hij zond ijverige missionarissen uit door gansch de wereld, hij beval de oprichting van kloosters voor de hospitaalzusters, begiftigde de weldadige instellingen, ontving met belangstellende blijdschap de moedige zendelingen, die het teeken des kruises in nog nooit doorzochte gewesten hadden geplant, reorganiseerde de wetten, en liet, in één woord, alom zijne zorgende blikken rondwaren, om hulp, steun en deelneming te brengen, waar de gelegenheid zich opdeed.
Terwijl de Paus aldus tot heil van allen werkte en Europa een tijd van vrede en voorspoed genoot, kwam onverwacht en als een dreigende stoornis de tijding, dat Napoleon het eiland Elba verlaten had en weder den franschen troon poogde te bemachtigen. De loop der gebeurtenissen in Frankrijk, na die plotselinge wederverschijning van den gewezen keizer op gallischen bodem, is genoeg bekend.
Toen de ambassadeur des franschen konings bij eene audiëntie zijn bezorgdheid aan den Paus kenbaar maakte, zeide Pius VII, naar men verhaalt: ‘Mijnheer de ambassadeur, heb geen twijfel, het is voorbijgaande, het zal drie maanden duren.’ Gelijk men weet, heeft dan ook die tweede regeering van Napoleon niet veel langer geduurd en wordt zij ‘de regeering der honderd dagen’ genoemd.
Bij het tractaat van Weenen werd bepaald, dat de Marken met onderhoorigheden, alsmede het hertogdom Benevento, de legatiën Ravenna, enz. tot den Kerkelijken Staat behoorende, wederom als bezittingen van Rome's souverein, den Paus, werden hersteld.
In een vluchtig overzicht der voornaamste levensbijzonderheden van een Paus als Pius VII is het ondoenlijk alles aan te geven wat de beschrijving overwaardig is. Wij zullen ons dus bepalen tot hetgeen reeds geschetst is geworden en na van de door hem uitgevaardigde bulle tegen de geheime genootschappen nog gewaagd te hebben, zijn laatste ziekte en zijn dood beschrijven.
Het was in de maand September 1821, dat de bulle tegen de carbonari, zooals de leden der geheime genootschappen zich hadden genoemd, werd uitgevaardigd. Reeds had, zoo wordt daarin verklaard, de H. Stoel, bij het beschouwen der vele aan de Kerk vijandige secten, tegen het geweld van zulke verderfelijke genootschappen de stem verheven en die genootschappen als tegen de belangen van godsdienst en maatschappij gericht, gebrandmerkt. Dan, nieuwe geheime genootschappen waren georganiseerd.
Alle Katholieken van alle natiën, die hardnekkig vasthouden aan de beginselen van het carbonarisme, worden in bedoelde bulle veroordeeld. Na een korte verklaring van de middelen, bedoeling, plannen, vermetelheid en huichelarij der sectarissen wordt door den H. Stoel met verontwaardiging tegen hun afschuwelijk eedformulier, en tegen hunne heiligschendende ceremoniën, eene krachtige veroordeeling uitgesproken.
De meer dan tachtigjarige Pius VII had reeds sinds langen tijd ondervonden, dat de krachten zijns lichaams afnamen, en zijne gezondheid meer en meer verzwakte. Op een der eerste dagen van Juli 1823 had de Paus nog, om meerdere beweging te nemen, eenigen tijd gewandeld. Des avonds alleen gebleven, wilde hij van zijn stoel opstaan en met de eene hand op de schrijftafel leunende en met de andere steun zoekende tastte hij mis en had hij het ongeluk op den marmeren vloer te vallen. Zijn hoofd bleef ongedeerd; maar de linkerzijde, die al het gewicht van den val geleden had, deed hem geweldige pijn. Op zijn smartkreten kwam men toeloopen en de geneesheeren bevalen, dat men den zieke van zijne ernstige wonde niet zou spreken. De Paus zag het gevaarlijke van zijn toestand in en verlangde de H.H. Sacramenten der stervenden.
Den 19en der volgende maand had de toestand van den lijder een zoo gevaarlijke wending genomen, dat men voor zijn leven vreesde; zijn stem was zeer verzwakt en slechts bij het uitspreken van eenige latijnsche woorden vernam men, hij was aanhoudend in gebed. De kerken waren met voor zijn behoud biddende geloovigen gevuld. Er heerschte eene algemeene droefheid. Den volgenden dag, 20 Aug. 1823 eindigde zijn aan verdiensten zoo rijk en door treffende ondervindingen zoo zeer bewogen leven. Pius VII stierf in den ouderdom van 81 jaren en zes dagen, na eene regeering van 23 jaren en ruim vijf maanden; eene der langste pausenregeeringen.
De plechtigheden der uitvaart en begrafenis werden gevolgd door het bijzetten van het gebalsemde lijk des Pausen in een sarcophaag in een der kapellen van het koor der St. Pieters-kerk. In die basiliek werd eenigen tijd later, op last van kardinaal Gonsalvi een grafmonument opgericht ter gedachtenis van den Paus, die ook op het gebied van kunsten, wetenschap en letteren zulk een heilrijken invloed had uitgeoefend. Onder de regeering van Pius VII toch werden de archeologische opdelvingen te Ostia ondernomen, het Forum weder aangelegd alsmede het terrein om den boog van Constantijn en om dien van Septimius-Severus geëffend; de obelisk van den Monte-Pincio opgericht, de piazza del Popolo en het Forum van Trajanus verfraaid, het museum des Vaticaans vergroot, enz.
Het monument dat aan de nagedachtenis van Pius VII gewijd is, werd door den beroemden beeldhouwer Thorwaldsen gebeiteld; het beeld van den Paus bevindt zich tusschen twee allegorische figuren, welke zijne regeering verpersoonlijken: De gematigdheid en de kracht.