Onze gravuren.
Een houten geweer op den schouder, een blikken sabel aan zijne zijde en een trom voor den buik, - ziedaar het grootste geluk dat een jongen, die nauwelijks in de broek gestoken is, zich kan voorstellen. Hoe komt het toch dat wij als kinderen zoo graag met dat schuldelooze moordtuig pronken? Is het, omdat reeds van kindsbeen vechtlust in ons steekt, of zou de schitterende wapentooi van eene militaire promenade oog en hart betooverd hebben? 't Is niet onmogelijk, dat beide oorzaken onafscheidelijk zijn. Een jongen, die zijne handen niet voelt jeuken bij een vechtpartij moet als een witte raaf beschouwd worden, en zou er wel één te vinden zijn, die voor een kruisvuur met sneeuwballen niet gaarne zijn middagmaal in den steek laat? 't Is ook zeer natuurlijk, dat hij in verrukking geraakt bij de praalvertooning eener wapenschouwing, want zelfs volwassenen zijn daar niet ongevoelig voor; doch dit alles neemt niet weg, dat men tegenwoordig onwillekeurig huivert wanneer men de jongens met zulk moordtuig ziet loopen. Dat exerceeren met houten geweer en blikken sabel is een onschuldig spel, ik weet dat wel, en het kan ook geen kwaad, dat een jongen reeds vroeg leert, hoe hij in zijn leven tegen vijanden te strijden zal hebben, doch de arsenalen van Europa zijn propvol van vrij wat minder onschuldig moordtuig; voor de wapenfabrieken zijn geene handen genoeg te vinden, zoo groot zijn de bestellingen der verschillende mogendheden en het ligt nog zoo versch in het geheugen hoe veel duizenden en duizenden er gevallen zijn, om er niet aan te denken, dat voor menige knaap, die daar nu zoo manhaftig heen stapt, wellicht de kogel reeds gegoten is, die hem in het best van zijn leven den dood zal brengen.
Houten geweren en blikken sabels zijn onschuldig, dat is waar; ik hoor de jongens op de bewaarscholen graag zingen:
‘Een sjako, die goed blinkt
En een sabel, die klinkt,
Doch laat ons met het soldaatje spelen niet verder gaan. Sinds den fransch-pruisischen oorlog is het echter of men onze jongens wil doen gevoelen, dat er niets gaat boven doodschieten en bestormen, of men hen geheel voor het militairisme wil vormen. Men hoort en ziet slechts van belegeringsspelen, van blikken en houten veldslagen en kampen; zelfs liet men dit jaar Sint-Nicolaas zijne geschenken geven in pickelhauben, patroontasschen, mitrailleuses en Krup-kanonnen.
Dat kan toch niet goed zijn, geloof mij. Laat ons de gedachten aan de laatste oorlogen bij hen niet al te levendig houden, want er kleeft te veel bloed aan, te veel staatkunde, die den toets niet kan doorstaan.
Op onze gravure staan drie jongens, die ook soldaatje spelen. Zij zijn Duitschers, zooals men wel ziet. Als men den teekenaar moet gelooven zijn zij bezig met Metz in te sluiten, want zijn onderschrift luidt: ‘Nu kan Bazaine er niet meer uit!’ Dat de Pruisen hunne oorlogsbedrijven op alle mogelijke wijzen in het geheugen willen houden is licht te begrijpen; doch onze jongens kunnen waarlijk de pickelhaube en het Krup-kanon wel missen in hunne vorming tot wakkere burgers van het vaderland.
Gastein is de naam van een bekoorlijk dal in 't oostenrijksche hertogdom Salzburg gelegen. In 't midden der vallei stroomt de rivier de Ache, welke verschillende watervallen vormt en in overeenstemming met de verheven pracht der omringende natuur een zeer treffenden aanblik biedt.
De bijzondere geneeskracht, waardoor de wateren van 't gasteiner dal uitmunten, hebben de vallei een der meest gezochte badoorden van Europa doen worden.
Het dorp Gastein, ook wel Hofgastein genoemd, heeft behalve als badplaats ook onder historisch opzicht in de wereldgeschiedenis der laatste jaren een bijzondere vermaardheid gekregen. 't Was hier, dat den 14en Augustus 1865 het verdrag tusschen Oostenrijk en Pruisen werd gesloten, 't welk over het lot van Sleeswijk-Holstein moest beslissen en door den broederkus der twee duitsche vorsten bezegeld, Oostenrijk's val heeft voorbereid. Andermaal kwamen, eenige maanden geleden, de duitsche keizers in deze badplaats bijeen, andermaal omhelsden zij elkander zoo innig als voor zes jaren; of hun geheimzinnige bijeenkomst weder dezelfde treurige gevolgen als vroeger zal na zich slepen, is nog aan de toekomst ter beslissing overgelaten.
Verschillend zijn de wonden, die ons in den levensstrijd worden geslagen, doch wij voelen ze bijna niet, wanneer het lieflijke beeld der vertroosting ons toelacht en met moed en opgeruimdheid aan ons hart geluk en vrede terugschenkt. Nu eens vordert deze taak engelengeduld en hemelsche zelfopoffering, soms ook is een gulle lach, een vertrouwelijk woord, eene oprechte vriendschappelijke handdruk genoeg om den stroom van tranen en droeve gedachten in een oogwenk binnen zijne oevers terug te drijven.
Het troostende meisje, gelijk 't op onze gravure pag. 149 is voorgesteld, heeft zeker wel eens in gevaarlijker wonden den balsem der vertroosting doen vloeien. Hare vriendin is erg bedroefd, zij zal haar dorpje verlaten en tegelijk daarmeê verlaat zij, wie weet wat nog meer. Met neêrgeslagen oogen aan 't einde der bedsponde nevens hare reisbagage gezeten, overweegt zij haar ongeluk. Hare gezellin weet haar echter spoedig al lachende te overtuigen, dat men altijd op de wereld niet zoo kan blijven gelijk men is, en dat er in dat andere dorp waar zij heengaat, ook nog wel goede menschen zullen zijn. Van dit laatste punt vooral schijnt het treurende meisje gemakkelijk te overtuigen, en zoo de teekenaar ons hetzelfde kind een uur later moest voorstellen, wie weet of hij haar geen tranen zou laten schreien van vreugde.