dat allen troost en zekerheid aanbiedt. Vóór nog onze eeuw aangebroken was, in het laatst van het eindjaar der vorige, werd aan het gewichtige werk van de keuze des opvolgers van den overleden Paus begonnen; de kardinalen waren na het overwinnen van vele beletselen en moeilijkheden, uit de verwikkeling der gebeurtenissen ontstaan, in conclave bijeengekomen te Venetië. Op 14 Maart 1800 had het conclave beslist en de kardinaal Chiaramonti werd tot Paus verkoren. Hij verklaarde als zoodanig den naam Pius VII, ter gedachtenis aan zijn onmiddellijken voorganger, aan te nemen.
Reeds den 15en Mei verrichtte Pius VII een der plechtigste handelingen van het Pontificaat; hij vaardigde een encyclique uit aan de kardinalen en alle bisschoppen, een schrijven, hetwelk in de toen zoo duistere tijdsomstandigheden bijzonderen troost en bemoediging schonk aan de oprechte, in spanning verkeerende gemoederen.
Hij, even als zijn voorganger, stond tegenover de omwentelingen van een nieuw tijdperk en zijne bezorgde blikken moesten wel vooral gericht wezen op het land, waar die nieuwe phase van het oude verzet tegen gezag en eenheid te voorschijn was getreden, naar Frankrijk. Zich de schriktooneelen aldaar herinnerende, maar tevens den strijd der trouwe geloovigen beschouwende, liet hij in zijne encyclique de volgende woorden van afkeuring en van liefdevolle deelneming hooren:
‘Wij ondervinden een diepe droefheid en een levendige smart als wij onze blikken wenden tot diegenen onzer kinderen, welke Frankrijk bewonen; wij zouden ons leven voor hen willen opofferen, indien onze dood hun heil kon bewerken. Eene omstandigheid vermindert en verzacht de bitterheid van onzen rouw. Het is de kracht en de standvastigheid welke verscheidene onder u getoond hebben en door zoovele personen van elken leeftijd, geslacht en rang zijn nagevolgd geworden; hun moed in het zich niet besmetten met den ongeoorloofden en schuldigen eed, in het blijven gehoorzamen aan de decreten en uitspraken van den H. Apostolischen Stoel, zal eeuwiglijk in ons geheugen gegrift blijven, zoowel als de uit de oude tijden hernieuwde wreedheid, waarmede men die trouwe Christenen vervolgd heeft.’
Het lot der Pausenstad was den Paus tevens eene oorzaak van rouw; Rome, niet meer door de partijgangers der fransche republiek bezet, was toch niet van vreemde troepen vrij. Te Venetië wilde Pius VII niet zetelen, hij verlangde naar Rome en scheepte zich den 6en Juni op een oostenrijksch fregat in, dat te Pesaro landde, van waar Z.H. den weg naar Ancona nam. Hij deed aldaar zijn intocht onder het daveren van het geschut der russische schepen, welke in de haven gestationeerd waren. De russische keizer had bepaaldelijk bevolen, dat men de keizerlijke saluutschoten zou lossen en dus aan den Paus dezelfde eer als aan zijn eigen persoon zou bewijzen. De burgers van Ancona waren, van vreugde opgetogen, toegestroomd en zes honderd hunner, elkander afwisselend, trokken met versierde koorden de pauselijke koets tot voor het paleis van den aldaar wonenden kardinaal, verheugd hun souverein te kunnen verwelkomen. Pius VII haakte naar het oogenblik zijner komst te Rome, waar hij den 3en Juli aankwam en met zulke treffende en roerende blijken van hulde en genegenheid ontvangen werd, dat zelfs de revolutionairen, op het vernemen van een zoodanigen intocht, een hooger denkbeeld moesten opvatten van den invloed, altijd door het hoofd der Kerk uitgeoefend. Op de piazza del Popolo, waar een kroon aan een republikeinschen generaal was aangeboden, stond nu een heerlijke triomfboog, welke Z.H. op zijn zegetocht moest paseeren.
Het verblijf van den Paus in hun midden was den Romeinen een voldoende vergoeding voor de geleden onheilen. Weldra zouden zij ondervinden, dat het vaderlijk bestuur van vroeger teruggekeerd was; ook hunne stoffelijke aangelegenheden, zoozeer door de revolutionairen verwaarloosd, werden thans weder behartigd. Al het papieren geld was tijdens de republiek verdwenen, maar eene massa munt van zeer slecht allooi was in omloop gebleven. Deze munt, welke slechts de helft van de waarde der gewone geldstukken had, werd echter als met de vroegere in gehalte gelijkstaande, gewisseld, waardoor een aanmerkelijke schade geleden werd, vooral door de hoogere klassen. Al die lagere munt van geringer gehalte werd nu op last van het pauselijk gouvernement uit den handel geweerd, welke maatregel, zoo weldoende voor het arme volk, het gouvernement anderhalf millioen kostte. De Paus zag met blijdschap, welke gunstige gevolgen die financiëele verordening op de welvaart zijner onderdanen had.
De fransche legerscharen vielen weldra op nieuw in Italië, de slag bij Marengo bracht het bijna geheel onder de wapenen en den invloed van den man, die aan de revolutie zijne grootheid dankte en door de revolutie ze steeds zocht te verhoogen: Napoleon Bonaparte. Verscheidene der bijzonderheden aangaande Napoleon's zeggen en doen, in deze schets voorkomende, alsmede van die, welke op enkele documenten betrekking hebben, zijn ontleend aan historische mededeelingen door den chevalier Artaud, destijds tot het fransch gezantschap te Rome behoorende, in zijne geschiedenis van Pius VII opgeteekend.
Eenige dagen na de schitterende overwinning, door hem behaald, gaf Bonaparte aan den kardinaal-bisschop van Vercelli te kennen, dat het zijn voornemen was met den Paus in vrede te zijn en zelfs met hem te onderhandelen, aangaande den toestand van de kerkelijke aangelegenheden in Frankrijk. Deze verklaring van den eersten consul, te midden van de woelingen des oorlogs afgelegd, werd op zijn verzoek, door den kardinaal aan den Paus medegedeeld.
De Opperpriester antwoordde den prelaat, dat hem geen aangenamer tijding kon gezonden worden dan die, betrekkelijk de goede gezindheid van Napoleon en eindigde zijn brief met de woorden: ‘Gij kunt den eersten consul zeggen, dat wij ons gaarne zullen leenen tot eene onderhandeling, waarvan het doel zoo eerbiedwaardig is, zoo passende aan onze apostolische bediening, zoo overeenstemmende met de inzichten van ons hart.’
Mgr. Spina, aartsbisschop van Corinthe, die Pius VI in zijne gevangenschap had vergezeld, vertrok als nuntius naar Parijs, de heer Cacault een voormalig studiemakker van den eersten consul, werd als gevolmachtigd gezant naar Rome gezonden en toen deze van Napoleon afscheid nam, en hem vroeg, welke gedragslijn hij tegenover den Paus had te volgen, antwoordde de consul op zijne gewone soldatenmanier: ‘Behandel Hem, alsof hij tweehonderd duizend manschappen had.’
Pius VII stond van nu af meer bepaaldelijk tegenover den man, die de revolutie als vertegenwoordigde. Zijn groote figuur in tegenstelling met die van den grootsten veldheer en despoot zijns tijds wordt door de vervolging niet weinig verhoogd.
Napoleon had zich tot nog toe meer als krijgsman dan als staatsman bekend en gevreesd gemaakt; de gelegenheden om in de laatste hoedanigheid zich te vertoonen, waren niet van dien aard geweest, dat zijne staatkunde in het volle licht had kunnen treden. Eerst later bleek het duidelijk, wie hij als monarch, als absoluut vorst was en dat hij de revolutie als zijne slavin had beschouwd, die hem het reuzenwerk, dat hij zich zelf oplegde, moest helpen voltooien.
Als voorstander van en ijveraar voor het Catholicisme in Frankrijk optredende, wilde hij zich de sympathieën der Katholieken, wier steun hij tot uitvoering zijner groote plannen behoefde, trachten te verzekeren. Zoo oordeelt een zijner tijdgenooten, die hem van nabij maar al te wel heeft leeren kennen, aangaande de bedoelingen van Bonaparte.
Die tijdgenoot, wiens gegronde meening wij aanhaalden, en uit wiens gedenkschriften vele der bijzonderheden van deze schets genomen zijn is de kardinaal Pacca, vertrouweling van PiusVII, geruimen tijd eerste minister en lotgenoot des Pausen in diens gevangenschap. Getuige van de meeste feiten, welke hij verhaalt, vrijmoedig schrijver, heeft hij in zijne gedenkschriften nauwkeurige en onpartijdige documenten voor de geschiedenis van het tijdsverloop, waarin die feiten plaats grepen, neêrgelegd.
Over Bonaparte sprekende, zegt hij, o.a., dat deze niet de meening der zich noemende philosofen deelde, dat Frankrijk van Rome moest losgerukt worden, wilde het geluk en macht erlangen. De raadslieden van Bonaparte, zoo heeft men gezegd, drongen meermalen bij hem aan om het fransche rijk aan het gezag van Rome te onttrekken, zooals een Hendrik VIII met Engeland deed, maar hij, inziende, dat de tijden niet meer dezelfde waren, en daardoor, wel verre van zijn doel te bereiken, de haat en de verachting der volken zou inoogsten, verwierp dien raad met verontwaardiging. Tot eersten consul benoemd, vatte hij terstond het werk der onderhandelingen met den H. Stoel aan. Dan, later, trachtte hij een tot nog toe verborgen plan uit te voeren: het erfgoed van den H. Petrus overweldigen en den Paus in Frankrijk laten resideeren, om hem tot zijn dienaar te maken. Van af dat oogenblik zocht hij voorwendsels om met Rome te breken. Hij wierp het masker af.
Pius VII, die wellicht in hem een tweeden Karel den Groote had voorondersteld, zou voortaan strijd te voeren hebben tegen eene politiek, welke alles in 't werk stelde om het Opperhoofd der Kerk te doen buigen voor den wil en de verlangens van een despoot, die den Paus, waartegen hij zijne plannen smeedde en dien hij later vervolgde, als een gansch ander persoon beoordeelde. Pius VII echter toonde, hoezeer de dwingeland zich had vergist. 's Pausen talenten en vastberadenheid, zijn levendigheid van geest, zijn zeldzame onderscheidingsgave, zijn doorzicht, stonden de plannen van den vermetelen Napoleon in den weg. De Stedehouder Gods waakte en bleef waken. Hij steunde op de onfeilbare belofte van den goddelijken Stichter der Kerk en overwon.
In het karakter van Pius VII lag, volgens Pacca, eene opmerkelijkheid, welke als het uitwerksel van zijn te groot wantrouwen aan eigen inzicht, van zijn nederigheid en bijzondere bescheidenheid mag worden aangezien; zijn eerste inzicht in eenige zaak, zijne eerste opvatting van een besluit verrieden een helderen blik in de aangelegenheden en een zeer juist oordeel; wanneer vervolgens een zijner ministers of eenig ander gewichtig persoon, zijne meening kwam bestrijden in een afzonderlijk gesprek en bij hem bleef aandringen, dan liet hij gewoonlijk zijn eigen meening varen om die des anderen, welke niet altijd de beste was, te volgen.
De revolutionaire beginselen, door Bonaparte niet verworpen, omdat zij hem tot zijn doel konden dienen, waren alom overgeplant.
Die revolutionaire princiepen vonden een onvermoeid en tot het uiterste onverschrokken bestrijder in Pius VII. Geheel Europa bukte voor den keizer en geweldenaar, doch het Opperhoofd der Kerk, de vorst van de Pauselijke Staten niet.
Men verge hier niet eene uiteenzetting van alle feiten en omstandigheden, welke in de belangrijke periode van de vervolging des Pausen tot zijn schitterende zegepraal voorkomen; slechts enkele merkwaardigheden kunnen in deze beknopte schets eene plaats vinden.
(Wordt vervolgd.)