Mgr. Guibert.
Mgr. Guibert is den 13 December 1802 te Aix in het departement van de Monden der Rhône geboren. Geheel zijn leven is een schakel van studie, liefdadigheid en gebed. Zijne zedigheid, welke hem steeds gaarne den achtergrond deed innemen, kon echter zijne onderscheiding niet beletten. Zijne verdiensten, welke niet onopgemerkt konden blijven, maakten hem, ondanks zich zelf, tot een dier personen, welke als schitterende voorbeelden en krachtige leiders werkzaam zijn. Reeds op negen en dertigjarigen leeftijd viel hem de bisschoppelijke waardigheid te beurt. Zijn eerste werkkring als lid der hoogere geestelijkheid werd hem aangewezen in het diocees van Viviers, waar hij gedurende zestien jaren van 1841 tot 1857, tal van weldaden, op stoffelijk, zoowel als op zedelijk gebied verspreidde. Door de geloovigen van zijn diocees hooggeschat en bemind, was hij steeds de ij vervolle en, alles voor allen zijnde, nederige dienaar des Heeren, nooit eigen grootheid zoekende, slechts naar het heil zijner diocesanen trachtende. Zijn vertrek werd dan ook algemeen zeer betreurd en de ondubbelzinnigste blijken van de hem toegedragen innige genegenheid, welke in het hart der hem toevertrouwden zich had geworteld, bestormden hem als 't ware, toen hij tot den aartsbisschoppelij ken zetel van Tours geroepen werd.
MGR. GUIBERT.
Te Tours was en bleef Mgr. Guibert hetwelk hij te Viviers zich getoond had te zijn, dezelfde beminnelijke, offervaardige, studielievende, en van ijver voor het heil der zielen brandende kerkvoogd. Hij was te Tours toen Parijs gedeeltelijk in vlammen opging en een zijner ambtsbroeders aldaar in de vervulling zijner verhevene roeping door ketenen en moordend lood werd gestuit. De mare van dit heiligschennend feit bereikte hem weldra en deed hem des te meer gevoelen, hoezeer de toestand van zijn diocees, wat orde en veiligheid betreft, verschilde met het gevaarlijke en woelige van de hoofdstad des rijks. Echter geen vrees was het, welke hem deed aarzelen, toen hij als opvolger van Mgr. Darboy bestemd werd. Het was zijne bescheidenheid, de kleinachting van zich zelven, welke hem deed terugschrikken voor een ruimer veld van invloed en verantwoordelijkheid, voor eene hoogere en meer schitterende standplaats. Treffend bleek zulks in eene toespraak, welke hij vóór zijn vertrek naar Parijs richtte tot eene vergadering der voornaamste burgers, leden der Vincentius-vereeniging, eene toespraak, welke in bijna alle dagbladen is opgenomen en alle lezers door haren eenvoud en tevens volheid van toon tot bewondering noopt. Mgr. Guibert was nauwelijks te Parijs aangekomen, toen hem nogmaals en meer werkelijk de herinnering aan het aldaar gebeurde trof; twee dagen na zijne aankomst hadden de begrafenisplechtigheden van zijn vermoorden'voorganger plaats. Dan, noch gevaren, noch treurige voorgevoelens zullen een man als Mgr. Guibert eene schrede minder vast doen zetten op den steeds bewandelden weg. Hij zal ongetwijfeld te Parijs in ruimer, invloedvoller kring zich toonen, zooals Viviers en Tours hem gekend hebben.
Mgr. Guibert verkeert thans in moeilijker omstandigheden dan zijne voorgangers, wier werkkring tijdens eene gevestigde, zij het dan liberale regeering, zich bewoog, terwijl thans na eene schrikkelijke crisis de spanning nog duurt en een onvast, in zijne bevoegdheden kwalijk omschreven gouvernement als in den blinde rondtast om eenigszins tot normaliteit te brengen, wat in het ongelukkige Frankrijk is omgewoeld en dooreengeworpen. Het is te hopen, dat de onverpoosde en belanglooze bemoeiingen, de liefdevolle en krachtige pogingen van Mgr. Guibert op de gemoederen der ontevreden en verleide menigte datgene vermogen, wat de politieke maatregelen van hen, die de leiding der zaken in Frankrijk hebben aangevat, tot nog toe niet uitwerkten.
De tegenwoordige aartsbisschop van Parijs behoort niet tot eene rijke familie; hij is niet zeer bemiddeld, maar weet desniettemin alom zijne weldadige hulp en ondersteuning te doen ondervinden, zoodra zich slechts eene geschikte gelegenheid opdoet. Wie zal ze optellen, die vele onverhoopte en treffende omstandigheden, van welke zijne liefde en zijne dienstvaardigheid terstond gebruikmaakten, om weldoend en bemoedigend tusschen beiden te treden? Hoevele van die aandoenlijke en opbeurende tooneelen van christelijke liefdadigheid, in welke Mgr Guibert als hoofdpersoon optrad, zouden, gelijk de levensbijzonderheden van den beminnelijken Fénélon, een dichterpen tot treffende zangen stof kunnen geven.
Om de karakterschets, hoe onvolmaakt ook, in weinige trekken van den persoon des aartsbisschops gegeven, als door de hand van den prelaat zelf te doen afwerken, worden hier enkele zinsneden uit zijne boven vermelde toespraak weêrgegeven:
‘Ik wist reeds sinds eenigen tijd, dat mijn naam voor den aartsbis- schoppelijken zetel van Parijs genoemd werd, en toen ik zag, dat de zaak een weinig grond kreeg, achtte ik mij verplicht te schrijven en de onmogelijkheid te doen kennen, waarin ik verkeerde, om zulk een post naar waarde te vervullen. Niet dat ik bang was; op mijn leeftijd vreest men niet te sterven; mijn leven behoort overigens der Kerk, en zoo ik het binnen een jaar, binnen zes maanden moet opofferen, ik leg er mij bij neêr. Maar ik zeide tot mij zelven voor God, dat ik onmogelijk geschikt kon zijn, om zulk eene moeilijke taak op mij te nemen, en dat de belangen van Parijs in mijne handen slechts ge-plaatst zouden zijn.....
De eerste dagen zal mijne physische en moreele smart haar toppunt bereikt hebben; doch indien ik er aan weêrsta, zal ik nog een tijd kunnen meêgaan en tot brug dienen, om de Parijzenaars uit de hoofdstad naar het paradijs te geleiden. En inderdaad, een bisschop is niets anders; gelijk zijn naam aangeeft: pontifex, een man die een brug maakt.’