De man met het ijzeren masker.
(Slot.)
La Grange de Chancel, die den gevangene voor den hertog van Beaufort houdt, haalt verschillende beweegredenen aan, welke Lodewijk XIV zouden hebben bewogen, om den hertog tot zulk eene lange en strenge gevangenschap te veroordeelen en zoo vreemde voorzorgsmaatregelen te nemen om diens waren naam te verbergen; deze beweegredenen waren volgens hem: de weêrspannige geest van dezen hertog en de gunst, waarin hij bij het volk stond, het deel, dat hij nam aan al de bewegingen welke er te Parijs plaats hadden ten tijde der Fronde, zijne waardigheid van admiraal, waardoor hij in staat was de plannen van den minister Colbert met betrekking tot het departement van Marine te verijdelen, enz.
Saint-Foix wederlegt met zeer veel grond al deze aangevoerde redenen en doet vooral uitkomen dat Lodewijk XIV in 1669 te zeer in Frankrijk bemind en vereerd werd, om bevreesd te moeten zijn voor de wederspannigheid van een man der geheel overwonnen partij van de Fronde.
De redenen, welke men aangeeft om den gevangene als den graaf de Vermandois te doen beschouwen, zijn evenmin doorslaand. Volgens sommigen was deze graaf een beminnenswaardig jongeling met uitmuntende hoedanigheden van geest en hart begaafd, die aan 't hof des konings in hooge gunst stond, volgens anderen misbruikte hij de voorrechten, welke hem door Lodewijk XIV werden toegestaan, door een zeer losbandig en ongeregeld leven. Mlle. de Montpensier verhaalt in hare Mémoires, dat hij wegens zijne uitspattingen van het hof werd verwijderd, dat hij daarna zeer ingetogen leefde en zich tijdens het beleg van Kortrijk bij het leger begaf; voor zijn vertrek keerde hij nogmaals naar het hof terug, waar 't hem door den koning verboden was te verschijnen. Bij deze gelegenheid schijnt hij in drift ontstoken den Dauphin eene beleediging te hebben aangedaan. Men zegt verder, dat de koning hem tot straf in de gevangenis deed werpen, maar tevens om de zuster en de moeder van den jongeling geen leed te berokkenen, verlangde dat de grootste geheimhouding zoude in acht worden genomen omtrent de begane misdaad en de straf, die er het gevolg van was.
Zij die van meening zijn, dat de hertog van Monmouth de ‘man met het ijzeren masker’ was, hebben op de eerste plaats te bewijzen, dat deze hertog niet in 1685 te Londen onthoofd werd, gelijk tot dusverre alle geschiedschrijvers beweerden, en dat een ander persoon edelmoedig genoeg was om zich in diens plaats ter dood te laten brengen. Men moet dan bovendien vooronderstellen, dat de gerechtsdienaren en soldaten, die hem naar het schavot brachten, misleid zijn of valschelijk beweerden, dat de ware hertog van Monmouth was onthoofd; deze vooronderstelling alleen is echter zoo ongerijmd, dat zij alle verdere betoogen voor deze meening reeds bij voorbaat als zonder waarde doet verwerpen.
Behalve de drie genoemden, worden nog de namen van verschillende andere min of meer bekende historische personen aangegeven, om den geheimzinnigen sluier op te lichten, welke de geschiedenis van den ‘man met het ijzeren masker’ bedekt. Het Journal Encyclopédique bijv. beweert, dat de gevangene niemand anders was dan de secretaris van den hertog van Monmouth, den graaf Girolamo Magni, die op last van Lodewijk XIV heimelijk zou zijn weggevoerd, omdat hij door toevallige omstandigheden te zeer in 's konings geheimen was ingewijd en diens plannen poogde te dwarsboomen.
Weder anderen hebben de geheimzinnige gebeurtenissen in een nog geheimzinniger kleed gehuld en verhalen dat de ‘man met het ijzeren masker’ een tweelingbroeder of wel een oudere broeder van Lodewijk XIV was, die door Frankrijk's beheerscher in boeien was geklonken opdat hij zijne rechtmatige aanspraken op den franschen troon niet zou doen gelden. Anderen eindelijk beweren dat de geheimzinnige gevangene het kind was van Mazarin en Anna van Oostenrijk en dat deze bastaardzoon een buitengewoon misvormd gelaat had; door hem gevangen te houden en met een masker zijn gelaat onkenbaar te maken zou de ontaarde vader gepoogd hebben zijne eigene misdaad te bedekken.
In dit labyrinth van meeningen is 't ongetwijfeld uiterst moeielijk de waarheid op te sporen; volkomen zekerheid bestaat omtrent den waren naam van den ‘man met het ijzeren masker’ tot dusverre niet; wij houden 't er intusschen voor dat de bewering het meeste grond heeft, welke den geheimzinnigen gevangene als den graaf de Vermandois, den natuurlijken zoon van Lodewijk XIV en de hertogin de la Vallière beschouwt. Het schijnt meer dan waarschijnlijk bewezen, dat deze jongeling geruimen tijd een zeer losbandig leven leidde en slechts door de strengste maatregelen kon gedwongen worden, om zijne ergerniswekkende uitspattingen te matigen en zijn beleedigend en onstuimiggedrag, vooral ook jegens den Dauphin, te verbeteren. Zijne moeder, de hertogin de la Vallière, deed later als Carmelitesse in 't klooster te Parijs, de strengste boetvaardigheid voor de wandaden harer jeugd en zegde, toen zij 't overlijden van haren zoon vernam, dat zij minder den dood dan de geboorte van haar kind had te betreuren. De eerbied en genegenheid, welke de koning haar bleef toedragen, het berouw, dat ook hij later over zijn losbandig verleden gevoelde, ziedaar bijzonderheden, die wellicht het geheimzinnige leven, dat de gevangene der Bastille veroordeeld was te leiden, eenigszins vermogen te verklaren.