De man met het ijzeren masker.
(Vervolg:)
Launay verhaalt verder, dat de inspecteur van politie d' Argenson op zekeren keer de Bastille bezocht en dat deze, toen hem verschillende officiers omtrent den vroegeren zonderlingen bewoner der gevangenis ondervroegen, antwoordde: ‘de ware naam en lotgevallen van dien man zullen nooit aan het licht komen.’
Deze voorzegging is tot dusverre door de ondervinding bewaarheid, en in spijt van al de geschriften, welke de geschiedenis van den man met het ijzeren masker hebben behandeld, is zijn leven en ware naam nog immer een raadsel.
Onder de menigvuldige nasporingen omtrent den geheimzinnigen persoon, noemen wij op de eerste plaats de ‘Mémoires secrets pour servir à l'histoire de Perse’; in dit werk worden onder bedekte termen verschillende bijzonderheden behandeld der regeering van Lodewijk XIV, die er onder den naam van Chaabas, koning van Perzië, wordt aangeduid. De schrijver van dit boek is van meening, dat de ‘man met het ijzeren masker’ de graaf de Vermandois was, die, naar men zegt, eerst op 't eiland St. Marguerite en vervolgens op de Bastille gevangen werd gezet wegens eene beleediging, den Dauphyn, den eenigen zoon van Lodewijk XIV, aangedaan.
Een ander schrijver die zich met de geschiedenis van den ‘man met het ijzeren masker’ heeft onledig gehouden, is de schrijver la Grange de Chancel, die langen tijd op het eiland Ste Marguerite als gevangene vertoefde en door verschillende nasporingen tot het besluit kwam dat de geheimzinnige man met het masker niemand anders was dan de hertog de Beaufort.
Een derde merkwaardig schrijven van denzelfden persoon bevat een brief, geschreven op het kasteel van Patteau. De briefsteller verdiept zich niet in gissingen omtrent den waren naam van den zonderlingen gevangene, maar tracht slechts door bewijzen de feiten te staven, die wij reeds boven hebben medegedeeld.
De in Frankrijk zeer bekende schrijver de St. Foix heeft een werk uitgegeven, waarin hij beproeft het bewijs te leveren, dat de ‘man met het ijzeren masker’ noch de hertog de Beaufort, noch de graaf de Vermandois is geweest, maar dat hij niemand anders was dan de hertog de Montmouth, natuurlijke zoon van Karel II, die door alle geschiedschrijvers gezegd wordt den 15 Juli 1685 te Londen onthoofd te zijn.
't Is werkelijk opvallend, hoe al deze verhalen in vele bijzonderheden met elkaâr verschillen. Sommige beweren dat de gevangene een krachtig man was in den bloei zijner jaren, anderen zeggen dat zijn hoofdhaar reeds geheel en al, hetzij door den last van den ouderdom of van den tegenspoed was vergrijsd; de een beweert dat hij een ijzeren masker, de ander dat hij een masker van zwart fluweel droeg, enz.
Wat er ook van al deze bijzonderheden zij, uit hetgeen wij gezegd hebben blijkt, dat er vooral drie gissingen bestaan omtrent den waren naam van den ‘man met het ijzeren masker’; volgens de eerste is hij de hertog de Beaufort, volgens de tweede de graaf de Vermandois, volgens de derde de hertog van Monmouth, natuurlijke zoon van Karel II, koning van Engeland, geboren te Rotterdam in 't jaar 1649.
Onder de verschillende redenen, welke ons beletten om omtrent deze drie meeningen te beslissen, behoort vooral de onzekerheid, waarin wij verkeeren ten opzichte van het jaartal, waarin de gevangene naar de citadel van Pignerol werd gevoerd, die zeker zijne eerste gevangenis was. Indien hij er in 1661 weinige maanden na den dood van kardinaal Mazarin heen gezonden werd, kan hij onmogelijk de hertog de Beaufort geweest zijn, die eerst in 1669 verdween; noch de graaf de Vermandois, die omstreeks 't jaar 1685 na het beleg van Kortrijk het openbare leven verliet; noch eindelijk de hertog de Monmouth, die eerst in 1685 te Londen in den kerker werd gevangen gezet.
Maar daar het jaartal 1661 waarop men de komst van den gevangene in de citadel te Pignerol stelt, zelf onzeker is, zoo kan men ook hieruit niets met zekerheid tegen de aangevoerde meeningen besluiten.
(Wordt vervolgd.)