De Maagd van Orleans.
Jeanne d'Arc, bijgenaamd: de Maagd van Orleans, werd in 1410 van arme ouders te Domrémy bij Vaucouleurs geboren. In 't verborgen leven, dat zij tot aan haar achttiende jaar als herderin leidde, omstraalden vroomheid en zedigheid haar hart met zulk een glans van godsvrucht en deugd, dat zij de uitstekendste gunsten des hemels, ja, voor haar zelve de martelaarskroon en voor haar vaderland redding en vrijheid verwierf.
't Was een rampvolle tijd voor het zwaar beproefde Frankrijk; bijna geheel het land was in de macht der Engelschen, zoodat de fransche koning Karel VII bij zijne komst op den troon van zijn rijk niets meer bezat dan Orleans en eenige steden aan de Loire. Na een zevenjarigen strijd scheen echter ook dit weinige reddeloos verloren en de nabijzijnde val der stad Orleans voorspelde den Engelschen de heerschappij over het geheele rijk. Door de hand der jeugdige herderin van Domrémy werd Frankrijk van den afgrond gered.
Reeds geruimen tijd was het godsdienstige meisje door hemelsche genaden voorgelicht omtrent hare verheven roeping; bespotting en veelvuldige moeilijkheden van verschillenden aard strekten slechts om de zuiverheid harer oogmerken te louteren en nog meer te doen uitschitteren, zoodat zij eindelijk in 't begin van 1429 verlof bekwam om zich naar Chinon tot den koning te begeven. Terstond bij hare aankomst herkende zij den vorst hoewel hij zich verborgen hield tusschen zijne hovelingen, verhaalde hem wat de Moeder Gods haar geopenbaard had en kondigde hem aan, dat zij hem naar Rheims ter krooning zou voeren.
Na zorgvuldige beproeving werd haar de aanvoering eener fransche legermacht toevertrouwd; zij verkreeg eene wapenrusting, een zwaard, dat men op hare aanwijzing in eene kerk vond en een vaandel met leliën bezaaid en versierd met de beeltenis van den Zaligmaker en de namen van Jezus en Maria.
Aan 't hoofd harer troepen reed zij den vijand te gemoet; den 4n Mei greep zij een der sterkste verschansingen van de Engelschen aan en veroverde deze in weêrwil van den hardnekkigsten wederstand. Bij de bestorming der sterkte Tournelles, werd de heldhaftige jonkvrouw aan den schouder gewond; onmiddellijk echter sprong zij weder te paard en trok zegevierend de verschansing binnen; zij vermeesterde achtereenvolgens alle sterkten, welke in de macht des vijands waren en den negenden dag, nadat Johanna was aangekomen, braken de Engelschen de belegering der stad op, welke reeds zeven maanden geduurd had.
Terstond daarop gaf zij aan hare troepen het bevel, om naar Rheims op te rukken ten einde den koning te doen zalven. Om daar te komen moest men tachtig mijlen ver trekken door een land, hetwelk eene vreeselijke overmacht van vijanden bezet hield. Doch de moed der heldhaftige maagd kende geen hinderpalen. Onder bestendige voordeelen en zegepralen trok zij immer voorwaarts, nam in eene schitterende overwinning te Patay den engelschen bevelhebber Talbot gevangen, veroverde de verloren steden en trok zegevierend de stad Rheims binnen, waar koning Karel VII den 17 Juli 1429 gezalfd werd.
Thans verlangde Johanna tot haar vorig leven weder te keeren, zeggende dat hare roeping volbracht was, zij liet zich echter overhalen om aan het hoofd des legers te blijven. Bij een uitval uit de stad Compiègne viel zij in de handen der Engelschen, werd van de eene gevangenis naaide andere gesleept en eindelijk den 14n Juni 1431 te Rouaan als ‘toovenares en ketterin’ levend verbrand.
Vijf en twintig jaren na haren dood verklaarde Paus Calixtus III het proces als valsch, en werd de heldhaftige jonkvrouw als onschuldig en rechtgeloovig in hare eer hersteld.