IJsschollen bij Spitsbergen.
Wie kent de lotgevallen niet van de nederlandsche noordpoolvaarders, zoo meesterlijk door Helmers en Tollens bezongen? Wie herinnert zich niet de vreeselijke en indrukwekkende tooneelen, waarvan zij getuigen waren in de nabijheid dier groep van eilanden in 't kille Noorden, waar ‘de wintervorst zijn zetel heeft opgeslagen.’
‘t Was in een dier stoute en gevaarlijke ondernemingsreizen, dat het eiland Spitsbergen ontdekt werd. In 1596 namelijk werd door Jacob van Heemskerk en Jan Cornelisz. Rijp met twee schepen op nieuw eene reis ondernomen tot het vinden van den noordoostelijken doortocht naar Oost-Indië. Na eerst het Bereneiland ontdekt te hebben, 't welk later door den Engelschman Bennet, Cherry-island genoemd is, stevenden beide schepen in noordwestelijke richting en ontwaarden den 17 Juni een land, dat geheel met ijsbergen bedekt scheen; zij voeren, voor zoo ver 't ijs zulks toeliet, langs de kust van 't eiland en gaven het den naam van Spitsbergen.
De heldhaftige noordpooltochten van vroegeren datum zijn in lateren tijd door vele reizigers herhaald, zoodat thans de natuurlijke gesteldheid van Spitsbergen als tamelijk bekend mag beschouwd worden. De kolossale ijsmuren, welke de noordpoolvaarders boven de masten hunner schepen zagen uitsteken en door hen met den naam van ijsbergen werden bestempeld, zijn bevonden werkelijk bergen of zoogenaamde gletschers te zijn, welke uit dezelfde grondstof bestaan als de heuvelen en bergen, die zich op 't land zelve verheffen. Deze gletschers namelijk ontstaan door eene opeenhooping van sneeuw; de ijsklomp, welke hierdoor wordt gevormd, is tengevolge der uitzetting en inkrimping der ingesloten lucht voortdurend in toestand van beweging. Op Spitsbergen breiden de gletschers zich na korten of langeren tijd tot in zee uit. Soms storten de kolossale ijsklompen bij gedeelten ter neder om onder het water te verdwijnen en kort daarop weder te voorschijn te treden. De val dier ijsklompen verwekt een geraas als dat van den donder en na den val ontstaat zulk een beweging in zee, dat het water ver over den oever wordt voortgezweept. Het schouwspel, dat dit drijfijs aanbiedt, is buitengewoon grootsch en indrukwekkend; meermalen zijn de grotten, door de golven in de reusachtige ijsgevaarten uitgeboord, prachtig gekleurd, en de ijsmassa, door de hooge zee in beweging gebracht, biedt alle schakeeringen tusschen het helderste azuur en het onberispelijkste wit.