Rubens, den koning onzer schilders, moest hier ondervinden dat de fransche romantische school hem vijandig was en zou blijven.
Na zijn eerste werk schiep hij nog eene menigte schilderstukken, meest allen van kolossalen omvang. Zijn immer stijgende roem deed onze regeering besluiten om hem een werkplaats te doen bouwen, geheel berekend op de grootte zijner stukken, welk besluit het ‘Museum van Wiertz’ in de hoofdstad deed verrijzen.
Na het jaar 1853 ontleende Wiertz zijne scheppingen aan de dagelijksche toestanden van het menschelijk leven, dat hij deels in zijn donkerste schaduwzijden, deels in de edelste neigingen verpersoonlijkt op het doek bracht. Zoo schiep hij die talrijke schilderstukken, nu eens van een zachten, vroolijken en luimigen aard, dan weder eens droevig, ernstig of ironisch, welke de bezoekers van zijn museum wel niet altijd bevredigen, maar hen toch met eerbied vervullen voor den altijd origineelen kunstenaar. Tot dit tijdstip behooren zijne: levend begraven, de tegenwoordige tijd voor de menschen der toekomst, Napoleon in de onderwereld, de belgische dames, het wederzien in den hemel, de Christus en de strijd der partijen, en eindelijk ook: de doodkist, welk laatste voortbrengsel door onze gravure wordt voorgesteld. Het onderwerp van den schilder is ontleend uit die bange dagen, toen de vreeselijke cholera alom hare verwoestingen aanrichtte. Een vader is aan vrouw en kinderen door de vreeselijke plaag ontrukt en nauwelijks heeft zijn gezin hem uit dit leven zien verscheiden of reeds wordt zijn stoffelijk overblijfsel op bevel der wet aan het sterfhuis ontvoerd. Dat de schilder ten volle gevoeld heeft hoeveel overmaat van droefheid, hoeveel wanhoop het gebroken hart van moeder en kinderen vervulden, kan blijken uit een enkelen oogopslag op onze gravure geworpen.
De dood verraste den kunstenaar in het midden zijner plannen en droombeelden van volmaaktheid op kunstgebied. Hij stierf den 18 Juni 1865 en bestemde bij uiterste wilsbeschikking zijne nagelaten schilderstukken tot het vormen van een staatsmuseum, welke bepaling in het jaar 1867 werd uitgevoerd.