Voorteekenen van regen.
treft men aan in het veranderen van vorm en kleur der wolken, bijv. als zij zich opeenhoopen en op rotsen of bergen gelijken, welke zich op elkander stapelen of als zij, uit het Zuiden komende, dikwijls van richting veranderen. Zijn ze talrijk en komen ze uit het Noord-Oosten dan krijgt men in den regel 's avonds regen; komen ze uit het Oosten en zijn ze zwart, 's nachts; komen ze uit het Westen, den volgenden dag. Gelijken ze op wolvlokken, dan krijgt men na verloop van twee of drie dagen regen; hoopen ze zich tegen den middag opeen in het Zuid-Westen dan kan men tegen den nacht storm en regen verwachten. Als de regen een of twee uren voor zonsopgang begint, is er tegen den middag mooi weêr te wachten; maar regent het daarentegen een uur of twee na zonsopgang, dan zal het meestal den ganschen dag regenen. Een regenboog na langdurige droogte, hoogstijgende nevels, een doffe zon en als badende in 't water, een bleeke maan, door een cirkel omringd en stomp aan de punten, groote en bleeke sterren, door een cirkel omgeven en die slechts een flauw geflikker afgeven, dit alles zijn voorteekenen van regen. Als sommige bloemen en struiken hunne bladeren saâmnijpen, als watervogels de waterstreken verlaten en op het vaste land zich vertoonen en omgekeerd landvogels zich naar waterstreken begeven, kan men zeker zijn van regen.