[Nummer 43]
's Pausen zilveren jubelfeest
De Christenheid viert thans een feest zooals de wereld nooit heeft gezien, sinds de Blijde Boodschap alom werd verkondigd.
Toen de eerste Stedehouder van Christus vijf-en-twintig jaren lang het Opperherderlijk ambt bekleed had, lag de wereld nog grootendeels in de duisternis des heidendoms verzonken. Achttien eeuwen zijn sinds dien tijd voorbijgegaan, achttien eeuwen van lijden en vervolging doch ook van steeds vernieuwde zegepraal voor de Kerk, en andermaal viert een Stedehouder van Christus, de opvolger van den H. Petrus, zijn vijf-en-twintig-jarig pontificaat. Doch nu is de Blijde Boodschap allerwege doorgedrongen, en overal waar men de knieën buigt voor Jezus, die gekomen is om zijne Kerk te bouwen op eene onvergankelijke rots, neemt men deel in het feest van Hem, die deze Kerk sinds het vierde eener eeuw heeft bestuurd.
Daarom viert thans de gansche Christenheid een feest zooals de wereld nooit heeft gezien; want op den gedenkwaardigen dag, zoo lang afgesmeekt, zoo vurig verbeid, zullen van den opgang der zon tot haren ondergang alle volken God loven en danken en met den Psalmist uitroepen: ‘verblijdt u in den Heer en verheugt u, gij rechtvaardigen en juicht allen die oprecht van harte zijt.’
O, waren allen oprecht van harte, onze vreugde zou onvermengd, onverdeeld zijn, want de naam van Pius IX zal onvergankelijk blijven als de Kerk zelve, tot aan het einde der dagen, omdat God Hem met wijsheid en met kracht heeft toegerust, en zijne deugden en beminnelijke hoedanigheden als parelen aan zijne lijdenskroon schitteren. Doch Rome is in rouw gedompeld; zij die Christus haten hebben de driekroon door het slijk gesleurd, den Opperpriester van zijne vrijheid beroofd. Daarom zijn wij als het ware aan de eerste Christenen gelijk geworden die met weemoed in het hart en tranen in de oogen lofliederen zongen, wanneer de helden des geloofs in lijden en dood de overwinning op de machten der duisternis behaalden.
't Is waar, wij juichen met weemoed in het hart, doch ook met een vast vertrouwen dat eenmaal weder onverdeelde jubeltonen zullen weergalmen, want Gods machtige Hand rust blijkbaar beschermend op den geliefden Paus. Hoelang reeds hebben de vijanden der Kerk den dood voorspeld van den Priester-Koning dien men, zelfs van kroon en vrijheid beroofd, nog meer vreest dan den machtigsten monarch der aarde. En wat is er van de mannen geworden die gedurende zoo vele jaren den strijd tegen Hem hebben gewaagd? De stroom des tijds heeft ze weggespoeld; zij zijn een vroegen dood gestorven of diep vernederd en aan de verachting prijs gegeven, terwijl de verheven grijsaard, dien zij met hun haat vervolgden en overwonnen waanden, nog altijd onwrikbaar pal staat, grooter en onoverwinnelijker dan ooit.
Bij zulke verschijnselen mag men zeker op eene betere toekomst hopen. Daarom kan ons thans geen ander gevoel bezielen dan van vreugde en dankbaarheid, daarom moet ook onze Illustratie aan het onwaardeerbare feest deel nemen, door een offer van poësie en kunst. Wij bieden onzen inteekenaren eene feestgave aan, bestaande in fragmenten uit de Pius-Cantate, die de nederlandsche componist Verhulst ons welwillend heeft afgestaan. Ook achten wij ons zeer gelukkig hier eene plaats te kunnen geven aan den tekst van bedoelde cantate, van den nederlandschen dichter, den Z.E. HG. Heer Dr. Schaepman en nog eenige zangen van verschillende verdienstelijke dichters, wien wij hierbij openlijk onzen dank betuigen voor de opluistering van dit nommer.